de Westerschelde) in gevaar zou komen als de
Spanjaarden de kust zouden bereiken. Om deze
redenen werd er een plan gemaakt voor de bouw
van een fort bij Neusen. Dat lieten de Staten van
Zeeland op 31 oktober 1583 aan Antwerpen
weten.5
Teneinde dit te verwezenlijken stuurde
Willem van Oranje zijn plaatsvervanger en aan
staande schoonzoon, de Staatse bevelhebber
Philipp von Hohenlohe6, naar Neusen. Met een
dertigtal scheepjes, met duizend Duitse huur
soldaten en vijftig kapiteins aan boord, landde
hij op 6 november 's avonds laat bij Neusen en
bezette het dorpje. Hij had inlichtingen over de
plaatselijke situatie gekregen van Joos van Leene,
baljuw van Axel en Axelambacht. Deze was op 3
november verzocht naar Middelburg te komen
omdat hij het gebied goed kende.7
Meteen nam Philipp maatregelen om het
gebied te verdedigen tegen de vijand, die zich
slechts op een tiental kilometer daar vandaan
bevond. Een van die maatregelen was de bouw
van een grote schans (reeds kort daarna de Mof
fenschans genoemd) 800 meter ten zuiden van
Neusen. Ook deed hij een voorstel tot versterking
van het plaatsje zelf. Hiervoor verzochten de Sta
ten van Zeeland meteen hulp van Antwerpen en
ze wezen daarbij op het belang daarvan voor de
scheepvaart.8 Uit brieven van 11 en 15 november
blijkt echter dat van Antwerpen geen hulp was te
verwachten en ook Willem van Oranje kon daar
niets aan veranderen.
Enkele weken later verzochten de Staten van
Zeeland Axel en het Hulster Ambacht om zowel
met de stad als het ambacht de zijde van de Repu
bliek te kiezen.9 Dat gebeurde echter niet en reeds
op 12 december werd besloten tot uitvoering van
het oorspronkelijke plan tot fortificatie van Neu
sen.
De bouw van het Spaanse fort in 1 575
De bouw van het fort leverde tal van problemen
op, zowel met het aanwerven van werkvolk en
het verkrijgen van de benodigde materialen10 als
met de financiering van het geheel. Bij de bouw
was veel rijshout nodig wegens de instabiele
bodem omdat het fort dicht aan de waterkant
kwam te liggen." Wel kon men gebruik maken
van de rond 1565 aangelegde grote rijshoofden
voor de kustbescherming bij Neusen.12 Omdat er
slechts zes timmerlieden en zes strodekkers nodig
waren voor het bouwen van de onderkomens voor
de soldaten, wijst dat op een eenvoudige huisves
ting. Er werd hout aangevoerd en daarvoor waren
zagers nodig. Wel was er een stenen poortje,
waarvoor metselaars moesten komen.13 Het ver-
Deel van de oude vestingwal in de binnenstad van Terneuzen.
Foto P.W. Stuij.
kleinwoord duidt aan dat men zich van deze
poort niet een te grote voorstelling moet maken;
dat is tevens gebaseerd op de tekst van een reke
ning voor stenen die, een aantal jaren later, afge
leverd moesten worden aan het "casteelpoort-
ken".14 Verder zal het fortje aarden wallen hebben
gehad waarop één of twee stukken geschut kon
den worden geplaatst om een Staatse aanval
vanaf de Honte te kunnen afslaan.
Hoewel enkele jaren tevoren nog was gedacht
aan een bezetting van honderd man met vijf a zes
kanonnen,15 kwam dat later veel lager uit. Zo
blijkt dat rond de voltooiing van het fortje,16 eind
juli 1575, zestien bedden moesten worden gele
verd.17 Overigens is dit niet het bewijs dat er ook
Forten in Terneuzen
91