Archieven 1940-1945 Veel archieven vertonen opvallende hiaten ten aanzien van dwangarbeid in de oorlogsjaren, vooral over het werk aan de 'basis', zoals de registratie, de transporten en de opsporing van dwangarbeiders. Bescheiden van regionale en lokale Duitse instanties, Nederlandse overhe den, de NS en andere instellingen zijn nauwe lijks te vinden. Als er al iets werd gedocumen teerd, gebeurde dat vaak op een summiere en soms verhullende manier. Een treffend voor beeld daarvan zijn rapporten van het Geweste lijk Arbeidsbureau, bewaard in het Zeeuws Archief. In het jaarverslag over 1940 is te lezen dat "[de] bemiddeling naar Duitsland sterk [is] gestegen [en dat daartoe] een speciale afdeling is ingesteld". Van verplichte tewerkstelling was toen nog geen sprake, maar "naast de persoon lijke aanmeldingen, werden regelmatig de daarvoor in aanmerking komende gemeenten door den directeur en den Duitschen Fachwer- ber bezocht en de ingeschreven werkloozen arbeid in Duitschland aangeboden." De jaarverslagen van 1941 tot en met 1945 ontbreken. Wel is over die jaren een aantal verzamelstaten bewaard, waarin onder meer per maand de aantallen mannen (en enkele vrouwen) per arbeidssector zijn geregistreerd die naar Duitsland zijn vertrokken. Bijna de helft van hen kwam in land- en tuinbouw bedrijven terecht. In de maanden juni en juli 1943, toen De Kok vertrok, waren dat respec tievelijk 709 mannen, van wie 125 jonger dan 21 jaar, en 508 (78). Het is weinig waarschijn lijk dat in die tijd nog veel mensen zich vrijwillig meldden. In het voorwoord van het verslag over 1946 weidt directeur J.C. Corver slechts enkele woorden aan de periode '40-'45. "Het is mogelijk gebleken den naam van het Arbeidsbureau in deze provincie, die in den bezettingstijd wel uitermate slecht was, zeer belangrijk te verbeteren Misschien is die summiere aandacht wel het gevolg van het feit dat dit verslag, overeenkomstig de opdracht van het Rijksarbeidsbureau zeer beknopt werd gehouden Dat kwam de directeur en zijn medewerkers waarschijnlijk goed uit. ten." Aanvankelijk bestond het menu meestal uit koolsoep en in de schil gekookte aardappels. In de loop der tijd liepen kwaliteit en hoeveelheid achteruit; er kwam bijvoorbeeld zuurkoolsoep op tafel, niet meer dan warm water met onderin een sliertje kool. Per twee dagen was één broodje per persoon beschikbaar. De toch al onregelmatige zendingen voedselpakketten van familie uit Nederland stopten helemaal toen het einde van de oorlog naderde. De Kuyper: "Salaris kregen we wel, maar daar kon je geen voedsel van kopen. Alles was op de bon en bonnen hadden we niet. In het dorp in de buurt konden we wel bier krijgen, maar daar werd je dik en pafferig van." Ziekten kwamen dan ook steeds vaker voor. Ook De Kok was een paar keer ziek, maar het is onduidelijk welke kwaal of kwa len hij had. Velen hadden diarree, aanvankelijk vooral door de koolsoep. Bijna iedereen raakte in de loop van zijn verblijf uitgeput, door het gebrek aan eten en de luizen. In hoeverre de omstandigheden in Christian- stadt verschilden met die in andere (werk)kampen is moeilijk vast te stellen. Zowel historicus Lou de Jong in zijn serie Het Koninkrijkals NIOD-onder- zoeker Ben Sijes in zijn later verschenen stan daardwerk over de arbeidsinzet constateren een groot gebrek aan bronnenmateriaal. Wel versche nen veel deelstudies, maar ook die bevatten vaak (vooral op het gebied van de statistiek) veel onduidelijkheden. Alleen de gang van zaken in de grotere concentratie- en vernietigingskampen werd goed gedocumenteerd - door de Duitsers. Het complex is nooit vanuit de lucht aange vallen, omdat het buiten de actieradius van Engelse en Amerikaanse vliegtuigen lag. Toen de Russen naderden ging een paar keer het lucht alarm, zonder dat er iets gebeurde. "Rond het ter rein stonden Nebelmachines", vertelt Van Pagee, "die het hele terrein in nevel konden hullen. Ze werden bediend door Oekraïners en jongens en meisjes van de Nederlandse Jeugdstorm. Toen we dat hoorden, was dat het gesprek van de dag." Toch vielen er slachtoffers, door explosies op het fabrieksterrein. Op 13 mei 1944 kwamen 29 mensen om, onder wie Nederlanders. Ze werden na een door de arbeiders bijgewoonde dienst in een massagraf gelegd. Op 22 januari 1945 vielen zestig a zeventig doden, vooral veel Italiaanse krijgsgevangenen. 108 Gommert de Kok

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2012 | | pagina 30