log wisten op te werken. Dat is vooral in Kats te zien. Ook de middenstand ontwikkelde zich op de dorpen, al is niet helemaal duidelijk wie nu pre cies tot de middenstand wordt gerekend. Deze nieuwe laag kleine boeren en middenstanders speelde een belangrijke rol bij de organisatie van landarbeiders. Van zelfhulporganisaties (onder linge ziekenfondsen, inkoopcoöperaties van kolen, veevoer etc.) werden deze door de oorlog vervolgens organisaties die ook politieke eisen stelden. Op de dorpen ontstond een draagvlak voor liberale, protestantse en zelfs socialistische landarbeidersbonden, al waren ze in 1922 nog steeds zeer fragiel en afhankelijk van de kracht van enkele voorgangers. De oorlog was een belangrijke katalysator in deze processen, concludeert Zwemer, die zo liever continuïteit dan discontinuïteit benadrukt. De onvrede over de steeds uitgebreider en dieper gaande interventies van de overheid dwong tot politieke activiteit. Op sommige dorpen droeg de onwil van de boeren ertoe bij dat de landarbei ders aansluiting zochten bij landelijke verbanden. Misschien heeft ook Zwemer het achteraf jammer gevonden dat hij Wissenkerke niet had uitgeko zen. Daar moeten de tegenstellingen bijzonder scherp zijn geweest, met brandende boerenschu ren als schreeuwend bewijs. Achtergrond van die tegenstellingen was, dat de lonen van de landar beiders amper stegen, terwijl het inkomen van de boeren fiks moet zijn toegenomen. Hoe fiks en of je van oweeërs dient te spreken, kan ook Zwemer niet hardop zeggen. Zwemer baseert zich op breed onderzoek: dorpsarchieven, interviews, dorpsromans, kas boeken van boerderijen. Het boek is goed geschreven, de illustraties en tabellen zijn ade quaat. Zodoende zijn Zeeland en Nederland een gedegen en kloeke geschiedenis van ontwikkelin gen op het Zeeuwse platteland rijker. Bert Altena Erasmus School of History, Culture and Communication Erasmus Universiteit Rotterdam Boekbespreking 119

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2012 | | pagina 41