hoe ze een Neger meenemen onder voorwaarde
dat hij als hij bij het werk goed zijn best doet en
er eten over is, daar iets van krijgt. Kortom, er
bestonden grote verschillen tussen de 'eigen'
Negers en degenen die tijdens de reis kwamen
aanlopen en bescherming zochten. Sommige van
de laatsten, dikwijls hongerig en zonder enig
bezit, konden de verleiding niet weerstaan klei
nigheden te stelen. Kees klaagt over "brutalighe-
den en dieverijen", maar hij toont ook medelijden
en schrijft dat deze mensen van alles de schuld
kregen en door de Arabieren worden mishandeld.
Europeanen
Kees en Arie groeiden in Afrika. Allereerst waren
zij in Algiers door de kapitein gepromoveerd van
lichtmatroos tot vol matroos. De freule had
immers gezegd: "In het zand zijn zij even goed
als de anderen." Maar de mannen kregen ver van
huis ook een nieuw zelfbeeld.
Kees schrijft: "Ik verlang om als Hollander tot
in het binnenste van Afrika door te dringen",
maar in alle andere gevallen refereert hij aan
Europa. Kees uit Oud-Vossemeer en Arie uit Zie-
rikzee presenteerden zich in Afrika als Europea
nen en als zodanig voelden zij zich als vanzelf
sprekend superieur aan de plaatselijke bevolking.
Zij waren zich goed bewust van de wetenschap
pelijke en technologische verworvenheden van de
negentiende eeuw, de eeuw van de vooruitgang.
Kees genoot toen hij een groepje Touaregs zijn
sophisticated wapens toonde en daarbij tekst en
uitleg gaf. Ook moreel werd Europa als superieur
beschouwd. De slavenhandel was er immers afge
schaft terwijl deze in grote delen van Afrika nog
floreerde. Europeaan zijn was in deze contreien
belangrijker dan de in Nederland geldende ver
schillen in rang en stand.
Hoewel Kees en Arie vaak negatiefoordelen
over de "mohammedanen en hijdenen" die ze ont
moeten, zoeken ze toch de nuance. Ze prijzen het
vermogen van de Arabieren om landbouw te
bedrijven door middel van slimme irrigatie-
Groepsportret van 21 mannen en vrouwen uit het gevolg van Alexandrine Tinne, onder wie dertien bemanningsleden van de Meeuw.
V.l.n.r. timmerman Herman Körver, Arie Jaeobse (staand), Ali (zittend), Piet (Reuvers?), Rosz (voor), Kees Oostmans (staand), Abdal-
lah, Jan Petersen (staand), Habiba (zittend), Wilhelmie (zittend aan tafeltje), Jasminah, stuurman Martin Metson, Piet Petersen,
J. Bangma (zittend), Victor Dulitz (staand), Biijah (zittend), Jens Lorentzen (zittend), Joseph Ruesch (staand), Ali (zittend), M. van
Zanten (zittend) en Fourré. Collectie Beeldbank Haags Gemeentearchief, Bibl. OM 16-15.
128
Zeeuwse zeelui in de woestijn