zoals Kees het formuleert: "Ze schoten tot dat het zand in ons gezicht sprong." Maar in de volgende dagen en weken bleken de Touaregs geen gemak kelijke gasten te zijn en andere opvattingen van het mijn en het dijn te hebben dan de Zeeuwen. Tot overmaat van ramp kwam het gezelschap terecht in een strijd tussen stammen en een bloedvete tussen families. Het einde is bekend: de roofoverval en drie moorden in het kamp van Tinne, gepleegd door Touaregs en Arabieren. Toch is niet het meest sensationele het meest aantrekkelijke van de dag boeken, maar de dagelijkse verslagen van het wel en wee van de reizigers en hun ervaringen van (in de woorden van Kees) "hetgeen men hoort en ziet". Een willekeurige maar afwisselende dag was bijvoorbeeld 11 juni 1869. Het kamp is opgeslagen bij een oase. In de ochtend is er noodweer, donder met wind en regen. Door de sterke wind hebben de mannen de grootste moeite de tenten aan de grond te houden. Tegen de middag is het droog, maar verschrikkelijk warm. Ondanks het veran derlijke weer gaat Kees een wandeling maken in de hoop "eenige nieuwigheden en merkwaardig heden" te zien. Hij vindt prachtige rode en blauwe stenen die hij aan de freule wil geven. Een grote donderwolk doet hem haastig terugkeren naar het kamp en hij is er nog niet aangekomen of een storm breekt los en een tent waait weg. Vervolgens is er een incident met een Neger, "die door slecht gedrag boven alle anderen uit stak". De man heeft wat spullen gestolen en wordt "weggejaagt". "Zoo kon hij dus gaan zoo hij gekomen was." Tegen de avond komt de plaatse lijke sjeik op bezoek en treden er muzikanten op. Kees schrijft: "Zoo is dan het leven van een reizi ger in Afrika: zoms vrolijk of zoms zeer verdrie tig, daar men aan allen gevaaren bloot staat waaraan een Europeaan niet gewoon is en door aanstrenging van vermoeijenis en verduuring der geweldige hitte zeer veel te lijden heeft, dog hier moet men zich in getroosten zoo men het wilde en woeste met zijn schoone natuur in oogen- schouw wild nemen." halen over of herinneringen aan een van hen kennen, wil ik vragen die met mij te delen (j_e_abraham@wxs.nl). Veel dank aan de heer Lex van Tilborgh, conser vator van het Haags Historisch Museum, die de bij dit artikel geplaatste foto's beschikbaar stelde. Wie meer afbeeldingen van Arie, Kees en de freule wil zien heeft daartoe de gelegenheid tot en met 17 februari op de tentoonstelling Alexine Tinne, Afrikaanse avonturen van een Haagse Dame in het Haags Historisch Museum. Mevrouw Wilhelmie noemt tijdens het verblijf in Algiers de volgende bemanningsleden: kapitein Lodewijk Jose- phieus Wilhelmie, stuurman Martin Metson, zeilmaker J. Bangma, timmerman Herman Körver, kok Jan Petersen en de matrozen Victor Dulitz, Arie Jacobse, Jens Lorent- zen, Piet Petersen (broer van de kok), Kees Oostmans, Klaas Stofkoper en M. van Zanten. De matrozen Ruesch en Dintelaar kwamen pas later naar Afrika. Bronnen en literatuur Dagboek van C.J. Oostmans, Nationaal Archief, Den Haag. Klaat boektje van C.J. Oostmans, afkomstig uit het archief van de familie Tinne, Liverpool. Brief van C.J. Oostmans aan de heer Rietbergen, Natio naal Archief, Den Haag. Schrijfboek van Adriaan Jacobse, Nationaal Archief, Den Haag. Clara Eggink, De merkwaardige reizen van Henriette en Alexandrine Tinne, Amsterdam 1960. Gustave Flaubert, Reis door de Oriënt, Leuven 1972 (vert. Chris van de Poel). Penelope Gladstone, Travels of Alexine Tinne, 1835-69, Londen 1970. Joost Willink, The Fateful Journey. The expedition of Alexine Tinne and Theodor von Heuglin in Sudan 1863- 1864), Amsterdam 2011. Dit artikel is een kort onderzoeksverslag en ook een oproep tot hulp. Ik hoop dat in archieven en op zolders nog informatie is te vinden over de Zeeuwen die bij de ondernemingen van freule Tinne betrokken zijn geweest. Ook lezers die ver- 130 Zeeuwse zeelui in de woestijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2012 | | pagina 12