Meer boeren dan kooplieden en dominees? Over de uitkomsten van het NWO-project De balans tussen stad en platteland; desurbanisatie en de opkomst van de agrarische samenleving: Zeeland 1750-1850 Willem van den Broeke, Tobias van Gent Om het relatieve belang van een periode voor 'de ontwikkelingsgang der historie' te meten, wordt in de Nederlandse historiografie de Gouden Eeuw vaak als ijkpunt genomen. In de zeventiende eeuw kwam de Republiek als handelsnatie immers tot grote bloei en blies zij ook in internationaal poli tiek opzicht haar partij duidelijk mee. Het gevolg van die benadering was dat latere perioden - met name de achttiende en negentiende eeuw - schril afstaken tegen die glorieuze achtergrond. Onder aanvoering van professor Wijnand Mijn- hardt stelt een aantal Utrechtse historici de intri gerende vraag aan de orde of die zeventiende eeuw niet veeleer uitzondering dan regel was. Waren de perioden waarin de landbouw de belangrijkste bron van welvaart was niet veel meer representatief voor de (economische) geschiedenis van Neder land? Zijn we veel meer en veeleer boeren dan kooplieden en dominees? In dat perspectief zou ook de desurbanisatie in de achttiende en negen tiende eeuw gezien kunnen worden als een kwestie van een verschuiving van economische, politieke en culturele macht van stad naar platteland in plaats van een symptoom van neergang. Op grond van die hypothese werden drie deelprojecten geformuleerd, en Zeeland werd als casus gekozen omdat deze provincie in de achttiende eeuw sterk verstedelijkt was en de ontstedelijking daar hard toesloeg. Bovendien was Zeeland een overzichtelijk onderzoeksgebied. Ter inleiding Er kan worden vastgesteld dat de term urbanisa tie vaak op enigerlei wijze verbonden is met ont wikkeling en wellicht vooruitgang van een regio of een grotere geografische eenheid (bijvoorbeeld een land). Een migratiebeweging van het platte land naar de stad werd gezien en geïnterpreteerd als een expliciete groeifactor. In de vroeg moderne tijd was urbanisatie nauw gelieerd aan oriëntatie van de landbouw en de proto-industrie op de (stedelijke) markt. De commercialisering en specialisatie van landbouw en nijverheid werden gezien als de onderliggende factoren voor urbani satie en de "eerste ronde van moderne economi sche groei".1 In de moderne tijd werd de link gelegd met mechanisering en concentratie van industriële bedrijvigheid in de stedelijke agglo meraties. Door de focus op die diverse vormen van interactie was er in het wetenschappelijk onderzoek weinig aandacht voor twee voor de hand liggende vragen. In de eerste plaats: kan urbanisatie gezien worden als een continu, onon derbroken proces in de ontwikkeling en vooruit gang van een regio of een land? In de tweede plaats: moet de tegenhanger van het begrip (dat wil zeggen desurbanisatie) noodzakelijkerwijs gezien worden als een symptoom van verval en achteruitgang? Beide vragen worden in het Utrechtse onderzoek aan de orde gesteld in de context van een analyse van de balans tussen stad en platteland in Zeeland in de periode 1750- 1850. De uitkomsten van het door NWO gefinan cierde onderzoek zijn nu verkrijgbaar in vier afzonderlijke delen, dan wel tezamen in een door uitgeverij Waanders fraai verzorgde cassette. Deel I. Paul Brusse, Gevallen stad. Stedelijke netwerken en het platteland van Zeeland 1750- 1850 Balans tussen stad en platteland 1Zwolle: Waanders, Utrecht: Universiteit Utrecht, 2011, 247 pp., ISBN 978-90-400-7790-6) Zoals de titel van zijn boek Gevallen stad al doet vermoeden, schuwt Brusse het gebruik van grote termen niet. Volgens hem gingen de Zeeuwse ste den aan het einde van de achttiende eeuw "ten onder", "kwijnde[nj weg" en "delfden het onder spit".2 Ten opzichte van wat, vraagt de geïnteres seerde lezer zich dan af. In eerste instantie wordt in het onderzoek van de Utrechtse historici de indruk gewekt dat stad en platteland communice rende vaten waren, waarbij de opkomst van het platteland rechtstreeks verband hield met het ver val van de stad. Bij nadere bestudering van het onderzoek wordt pas duidelijk dat deze relatie toch niet zo eenduidig te leggen is. Zo geven de auteurs toe dat er geen bewijzen zijn dat stedelingen zich massaal op het platteland hebben gevestigd. Veelal 134 Desurbanisatie

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2012 | | pagina 16