Boekbesprekingen
Marina Laméras en Roel van Norel, De buitenplaats
en het Nederlandse landschap. Wbooks, Zwolle
2012, 191 blz., rijk geïllustreerd in kleur, ISBN
978-90-4000-502-2, 24,95.
2012 was het jaar van de Historische Buitenplaats
en het ligt dan ook voor de hand dat er een boek
over de Nederlandse buitenplaatsen is versche
nen. Het is echter niet, zoals je zou verwachten,
een gids waarin alles, of alle belangrijke, buiten
plaatsen van Nederland zijn beschreven, maar
een thematisch boek, waarin hoofdstukken zijn
gewijd aan allerlei aspecten van het verschijnsel
buitenplaats. Hierbij is gebruik gemaakt van
interviews met een groot aantal deskundigen,
beheerders en eigenaars, die elk hun visie op
bepaalde vraagstukken geven, en daar valt veel
uit te leren.
We weten allemaal wel dat de bloeitijd van de
buitenplaats in Nederland in de tweede helft van
de zeventiende eeuw viel, toen de rijk geworden
stadsbewoners behoefte kregen aan een buiten
verblijf, niet al te ver van de stad, om de zomer
en de weekeinden aangenaam door te brengen
buiten het stadsrumoer. Dit leidde tot complete
buitenplaatslandschappen, langs de Amstel en de
Vecht, in de Beemster, aan de Veluwezoom en in
de duinstreek, onder andere ook op Walcheren.
Die behoefte is eigenlijk nooit overgegaan en zo
zijn er ook in de negentiende en de twintigste
eeuw nog tientallen nieuwe buitenplaatsen
gesticht. In het boek wordt zelfs een buitenplaats
behandeld die nog niet eens bestaat, maar wel in
vergevorderde staat van voorbereiding is:
Kingma State bij Zweins in Friesland.
Aan de andere kant is het duidelijk dat van de
oorspronkelijke rijkdom aan buitenplaatsen nog
slechts een klein deel is blijven bestaan. Vooral in
de negentiende eeuw zijn er ook weer veel radi
caal opgeruimd en tot landbouwgrond gemaakt.
Vooral langs de Amstel, in de Beemster en op het
platteland van Walcheren zijn nog maar schamele
resten van een ooit paradijsachtig landschap
overgebleven. Bovendien zijn er niet veel buiten
plaatsen meer die hun oude functie van particu
lier buitenverblijf hebben behouden. De meeste
hebben een andere, dikwijls min of meer open
bare bestemming gekregen. Dit heeft ook weer
veelvuldig geleid tot een scheiding van eigendom
of beheer tussen gebouwen en landerijen, waar
door de samenhang die zo kenmerkend is voor
buitenplaatsen verbroken wordt.
Algemeen verbreid is de mening dat de Neder
landse buitenplaats duidelijk onder invloed van
de Franse [Versailles) en later de Engelse tuin
kunst is ontstaan. Dit blijkt maar ten dele juist te
zijn. Typisch Nederlands en daarom uniek ter
wereld is het feit dat de buitenplaatsen bij voor
keur werden gesticht in nieuwe, pas ontgonnen
landschappen: langs Vecht en Amstel in droogge
legde veenplassen, in een nieuwe droogmakerij
(de Beemster) of in een zandwinningsgebied
('s-Graveland). De strakke verkaveling van deze
nieuwe gebieden leverde de basis voor buiten-
plaatsontwerpen met een rechthoekig patroon en
lange zichtlijnen.
Het boek is verdeeld in drie afdelingen,
waarin achtereenvolgens de aspecten van natuur,
landschap en cultuur aan de orde komen, aan de
hand van vele gesprekken met vakmensen en
betrokkenen. Daarbij wordt het duidelijk dat het
beheer van buitenplaatsen in de hedendaagse
samenleving op veel problemen stuit en dat er
ook vele, dikwijls tegenstrijdige opvattingen over
zijn. Zo staat het huidige natuurbeheer, dat
gericht is op behoud van natuurlijke diversiteit,
dikwijls op gespannen voet met behoud van het
historisch cultuurgoed van tuinen, lanen en exo-
ten. Ook over het gewenste grondwaterbeheer en
het onderhoud van lanen (opengevallen gaten
vullen of alles tegelijk kappen) komen we con
flicterende meningen tegen. Dit geeft de lezer stof
tot nadenken, maar het is ook duidelijk dat de
beheerders sterk verschillende opvattingen kun
nen hebben.
Een belangrijk onderdeel van het boek wordt
gevormd door de honderden prachtige foto's van
Roel van Norel. Ze zijn grotendeels ondergebracht
in vier fotoreeksen, die de landsdelen noord, oost,
zuid en west omvatten. Bij het doorbladeren lijkt
Boekbesprekingen
153