hetzelfde. Ook middeleeuwse gebouwen, waarbij
we met name denken aan kerken en stadhuizen,
zijn nog in groten getale aanwezig. Pronkstuk is
natuurlijk het gebouwencomplex van de Middel
burgse abdij, waar de Staten van Zeeland bijeen
kwamen en die nu zetel is van het provinciaal
bestuur.
De kwaliteit van een werk dat grotendeels op
bestaande studies is gebaseerd, staat of valt met
een goede redactie. Vormt het boek een geheel,
waarin alle aspecten uit het Zeeuwse verleden in
hun samenhang tot hun recht komen, of is het
slechts een compilatie van losse bijdragen, zoals
bij vele overzichtswerken - waarbij ik met name
denk aan de in 2009 verschenen Atlas van Wal
cheren - maar al te vaak het geval is? Krijgen
alle regio's binnen de provincie wel de aandacht
die ze verdienen, of hebben we opnieuw te maken
met een boek waarin Walcheren in het middel
punt staat en waarbij, om met de mediëvist C.
Dekker te spreken, de geschiedenis van Zeeland
voornamelijk wordt bekeken vanaf de Middel
burgse Lange Jan? Na lezing kan ik niet anders
zeggen dan dat het boek me in deze opzichten
zeker niet teleurgesteld heeft. Om met het laatste
te beginnen. Het is zeker niet zo dat Walcheren
centraal staat, vrijwel alle regio's komen min of
meer uitgebreid aan bod. Weliswaar kan van een
boek dat is opgedragen aan de hierboven
genoemde en uit Zuid-Beveland afkomstige Dek
ker niet anders worden verwacht, het is en blijft
een prestatie om een integrale en samenhangende
geschiedenis te schrijven van een gebied dat pas
heel laat in de geschiedenis (1814) een staatkun
dige eenheid werd.
De door Peter Henderikx geschreven ijkpun-
ten staan garant voor de samenhang van het
werk. Voor de gemiddelde lezer, die zich bij tijd
en wijle een weg moet zien te worstelen door de
overstelpende hoeveelheid feiten waarop som
mige auteurs ons trakteren, is zo'n samenvatting
geen overbodige luxe.
Ondanks de lof die ik alle auteurs voor hun
bijdragen wil toezwaaien, heb ik een paar punten
van kritiek. Als eerste vind ik de verdeling van
de stof en de tijdvakken over de verschillende
hoofdstukken wat onevenwichtig. Zo wordt de
periode vanaf de prehistorie tot 1300 in 160 blad
zijden beschreven, terwijl voor de laatste 250 jaar
(1300-1550) bijna hetzelfde aantal pagina's is
ingeruimd. Ik snap dat er meer bronnenmateriaal
beschikbaar is voor de late middeleeuwen dan
voor de perioden daarvoor, maar dit neemt niet
weg dat de compositie van het werk er mijns
inziens enigszins onder lijdt.
Uiteraard moeten de auteurs in een werk
waarin de totale geschiedenis van een gebied
wordt beschreven, keuzes maken en zich beper
ken tot die zaken die in hun ogen de hoofdlijnen
van het verhaal vormen. Deze keuze brengt ech
ter wel met zich mee dat sommige aspecten van
het Zeeuwse verleden grotendeels onbelicht blij
ven of niet altijd even goed uit de verf komen.
Terwijl er bijvoorbeeld veel aandacht wordt
besteed aan de politiek-bestuurlijke geschiedenis,
komt de sociale geschiedenis - en dan in het bij
zonder de geschiedenis van de armoede en
armenzorg - er bekaaid van af. Dit zal ongetwij
feld te maken hebben met een tekort aan bruik
bare bronnen en, zoals Henderikx aan het slot
van het boek opmerkt, het ontbreken van een
systematisch onderzoek naar armoede en rijkdom
in Zeeland in de late middeleeuwen, onbevredi
gend is het wel. Armoede was tenslotte voor de
meeste 'gewone' mensen in de middeleeuwen
dagelijkse realiteit, en met de armenzorg wist de
kerk lange tijd haar macht over de vele gelovigen
te behouden.
Ten slotte heb ik nog een klein puntje van kri
tiek. De gegevens in de tabel op pagina 216,
waarin onder meer de ontwikkeling van de
bevolking in Zierikzee en Middelburg met elkaar
wordt vergeleken, zijn niet in overeenstemming
met het commentaar in de tekst. Zo zou de ont
wikkeling van Zierikzee stagneren, maar dit
blijkt geenszins uit de getallen. Dat Middelburg in
de vijftiende en zestiende eeuw zou groeien, blijkt
al helemaal niet uit de cijfers.
Deze kritische kanttekeningen kunnen echter
niet wegnemen dat ik het eerste deel van de
Boekbesprekingen
157