"Komt mee naar buiten allemaal.
...dan zoeken wij de wielewaal." Een in 1927 door
Andries Hartsuiker geschreven en gecomponeerd
wandellied, vrij recent nieuw leven ingeblazen
door André van Duin en Hans Otjes ('De Duin
stappers') onder de titel Duudeljoo. Dergelijke lie
deren verschenen in zangbundels als die van de
Arbeiders Jeugd Centrale en de Bond van Arbei-
ders-Zangvereenigingen ter ondersteuning van
de trek vanuit de stad naar 'buiten', want dat was
gezond voor lichaam en geest, al was het maar
voor een paar uur in het weekeinde of in de
vakantie.
De trek naar buiten komt een aantal keren in
dit nummer van Zeeland terug. Willem van den
Broeke en Tobias van Gent bespreken in een
recensie-artikel de uitkomsten-van het door de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO) gefinancierde project: De
balans tussen stad en platteland; desurbanisatie
en de opkomst van de agrarische samenleving:
Zeeland 1750-1860. In dit, door historici van de
Universiteit van Utrecht onder leiding van profes
sor Wijnand Mijnhardt uitgevoerde project, met
Zeeland als casus, wordt duidelijk gemaakt dat de
Gouden Eeuw, waarin de steden belangrijk waren,
meer uitzondering dan regel was. Deze periode
werd gevolgd door een neergang van de stedelijke
samenleving en de opkomst van het platteland.
Zijn wij meer boeren dan kooplieden en domi
nees, vragen Van den Broeke en Van Gent zich af.
Maar ook eerder was er een trek naar het plat
teland te constateren. Ad Beenhakker recenseert
het boek De buitenplaats en het Nederlandse
landschap dat verscheen in het kader van het het
jaar van de Historische Buitenplaats (2012). Naast
deze recensie ook één van de hand van Albert
Kort van het eerste deel van de Geschiedenis van
Zeeland.
Het artikel van Eva Abraham, 'Zeeuwse zeelui
in de woestijn' verhaalt van een trek naar buiten,
naar de Libische woestijn in dit geval, waarheen
freule Alexine Tinne in de negentiende eeuw op
expeditie ging. De freule kocht een schip en
rustte een hoofdzakelijk Zeeuwse bemanning uit.
Maar in plaats van een zeereis werd een expeditie
door de woestijn gemaakt naar het Tand van de
Toearegs', in het zuidwesten van Libië. Twee
matrozen, Arie Jacobse uit Zierikzee en Kees
Oostmans uit Oud-Vossemeer, lieten dagboeken
na met hun belevenissen. De freule was een
goede fotografe en enkele van haar foto's illustre
ren het met vaart geschreven relaas van twee
tochten, waarvan de laatste helaas slecht afliep.
De dagboeken van Kees en (een deel van dat van)
Arie liggen in het Nationaal Archief in Den Haag.
Zie ook de oproep tot hulp aan het eind van het
artikel.
Truus Trimpe Burger opent haar 'Aanwinsten'
met de bespreking van het septembernummer van
Heemschut, waarin een artikel over wat te doen
met vrijkomende dorpskerken en een relaas over
de plannen voor het nieuwe Middelburgse theater
in het Molenwaterpark. Heemschut is heftig
gekant tegen dit plan en de schrijvers van het
artikel wijzen op een alternatieve locatie, nota
bene de Machinefabriek in Vlissingen, wat
natuurlijk onmogelijk is.
Traditioneel bevat het decembernummer van
Zeeland een kunstkatern in kleur. Nu Zeeland
sinds het vorige nummer helemaal in kleur ver
schijnt is dat misschien niet zo bijzonder meer,
maar Bert Gerestein kwam een bijzondere collec
tie kunst op het spoor: de artistieke nalatenschap
van George ter Horst. George ter Horst (geboren
in Amersfoort, 1944) woonde en werkte vanaf
1968 in Middelburg. Hij stierf in september 2004
na een slopende ziekte die hem ruim twintig jaar
aan bed gekluisterd hield. Ter Horsts nalaten
schap bestaat uit ca. 190 olieverfschilderijen,
gouaches en reliëfs, alsmede enige tientallen
beeldhouwwerken. Daarnaast was George ter
Horst ook dichter. Ik ben zelf onder de indruk van
zijn kunstwerken. Mocht u dat ook zijn, William
Verstraeten houdt in zijn galerie aan de Lange
Noordstraat in Middelburg een tweetal exposities
van het werk van George ter Horst.
Tot slot wil ik u goede Kerstdagen en een
voorspoedig Nieuwjaar wensen.
Ad Huiskes
Introductie
121