ballingschap te Londen. Ten slotte volgt in 1945 zijn benoeming tot hoogleraar in de Nederlandse geschiedenis en instellingen. In latere jaren is hij enige tijd voorzitter van de faculteit der letteren. Bij de oratie van Renier in 1945 laait de con troverse met Geyl weer op. In The Criterion of Dutch nationhood stelt Renier dat niet de taal de natie maakt, maar de staat en het gemeenschap pelijke verleden. Een jaar eerder heeft hij die gedachte al uitgewerkt in het boek The Dutch nation, dat hij zelf vertaalde en bewerkte. Het verschijnt in 1948 in Nederland, een bewerkte versie onder de titel De Noord-Nederlandse natie. In een reactie neemt Geyl zijn leerling stevig de maat. Hoewel hij "allervriendelijkste dingen" zegt, heeft Renier Geyls gedachten "verkeerd voorgesteld". "Hij ziet het onderscheid over het hoofd tussen het woord stam (dat hij door people vertaalt) en natie." Onder Nederlandse stam ver staat Geyl "alle volken en beroepsgroepen voor wie het Nederlands de moedertaal is. Ik heb er nooit aan gedacht het met nationaliteit te vereen zelvigen." Dit kennelijke misverstand houdt tot vandaag de dag stand, vooral in de populair- wetenschappelijke lectuur. De stelling van Renier ("the state in our Western Europe is the maker of national consciousness") "treft mij als onhoud baar simplistisch en doctrinair." Dat strenge oordeel leidt niet tot een verdere polemiek. "Ik ben niet zoals Geyl, een man met een missie" en "ik heb weinig zin om te polemise ren", schrijft Renier. Hij spreekt vaak liever dan dat hij schrijft. "Denken is voor mij identiek met de spreekfase, woorden en zinnen-formulerende fases. Ik denk met het gegons van mijn stem in mijn oor, met de beweging van stembanden en articulatie-organen in de mond. Voor mij is schrijven hoogstens een poging om tot helderheid te komen. Zeker, schrijven is mededelen, maar ik ben zelf een van degenen aan wie ik iets heb mede te delen." Bij zogenaamd diepe denkers zet hij vraagtekens: "Alle formules zijn voorlopig en vergankelijk en het inzicht, de verscheidenheid aan opinies, de waarborg van geestelijke vrijheid: dat is wijsheid." Toynbee en Romein bestrijden Eensgezind zijn Renier en Geyl in hun afkeer van historicus Arnold Toybee (1889-1975). In zijn twaalfdelige 'meta-history' (verschenen tussen 1934 en 1961) A study of history beschrijft deze Brit de geschiedenis als opkomst en ondergang van beschavingen, met als centrale these "Civili sations die from suicide, not by murder", oftewel populair samengevat, elke beschaving gaat aan eigen decadentie ten onder. Over Toynbee schrijft Renier: "Hij was een slecht historicus, maar een historicus. Nu [in 1958] is hij een mysticus en een profeet geworden. Dat mag, maar dan moet hij niet onder het mom van historicus rondwandelen. Dat is oneerlijk. Als de mensen zo dom zijn dat ze in Toynbee geloven, dan mogen ze in hun eigen water gaar koken. Ik haal ze niet uit de pot. Maar als je nu naar me toe komt, en zegt 'ruikt wel lekker in dat keukentje, wat?', dan zeg ik: man, het stinkt." De immer humorvolle Renier noemt een van zijn hondjes Toynbee. Het is voor hem een groot genoegen om dagelijks te kunnen zeggen: "Toynbee, zit!" en "Toynbee, af!" Eerder noemt de dierenliefhebber een hond Riquet, naar de viervoeter van een van zijn favoriete Franse schrijvers, Anatole France. Ook over "die verfoeilijke systeembouwer" Jan Romein (1893-1962) zijn Renier en Geyl het eens. Over Geyls controverse met Romein, bekend van klassiekers als De lage landen bij de zee en Erfla ters van onze beschaving, is een boek vol te schrijven. In die klassieke historikerstreit speelt Renier een kleine rol. Hij steekt zijn mening niet onder stoelen of banken, maar mengt zich niet zo nadrukkelijk in het publieke debat. In 1950 schrijft hij Romein een brief waarin hij, zoals hij het zelf formuleert, "de gewone geschiedenis ver dedigt". Renier is zelfs van plan een boek tégen Romein te gaan schrijven, met de titel Echte geschiedenis. Geyl voorziet hem daarvoor in het najaar van 1950 driftig van materiaal, maar het boek is er nooit gekomen. Wel verschijnt in 1950 van Renier History, its purpose and method, over de ontwikkeling van de moderne historische wetenschap. Dat boek wordt wisselend ontvangen. Leermeester Geyl noemt het boek van "mijn vriend Renier", "een boek vol geest en wijsheid". Reniers opvolger in Londen, Ernst Kossmann (1922-2003), vindt het enerzijds "een werk vol juiste inzichten, scherpe formules en charmante eigenwijsheden", maar ook "zondigt [het] door een zeker gebrek aan kennis van niet alleen Duitse [historische] scholen, maar zelfs van de Franse. Het lijkt me dan ook geen wezen lijk stimulerend boek en zelfs ongewild enigszins 14 Een Zeeuwse historicus

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 20