22.1
Ook deze schrijver heeft een sterke band met Zee
land. Hij was leraar aan de Rijks-hbs in Middel
burg van 1922 tot 1944 en na de oorlog schreef
hij in drie maanden tijd in een huisje op Noord-
Beveland zijn Revolutie der eenzamen. Deze in
1953 verschenen populaire geschiedenis van de
twintigste eeuw kende tientallen herdrukken.
Evenals Renier was de Groningse hoogleraar
Bouman in zijn tijd een geziene figuur, maar
meer bij het grote publiek dan bij vakgenoten. In
1958 schrijft Bouman Vijfstromenlandwaarbij
Renier in een bespreking kritische kanttekenin
gen plaatst. Een eindredacteur van de PZC 'leukt
het stuk wat op' en daar is de professor boos over.
"Mijn goede vriend, ik heb nu het verminkte
lichaam van mijn wetenschappelijk opstel over
Bouman voor me liggen", schrijft hij op 25 okto
ber aan De Kok. "Wat erg is, is dat mijn hele bij
drage vervalst is. Het was helemaal zo'n gunstige
bespreking niet. Het was eerlijk en rechtvaardig.
Nu is het een lofzang geworden, waarin de histo
ricus even bekent dat hij het jammer vindt dat die
zo begaafde meneer zo hinderlijk over de geschie
denis schrijft." De Kok verontschuldigt zich: "We
hadden het vooraf moeten bespreken", maar "het
stuk is niet verminkt." Daarop geeft hij een over
zicht van alle wijzigingen, keurig de oude en de
nieuwe versie naast elkaar zettend, om te conclu
deren dat het toch allemaal wel meevalt. Renier
reageert met de mededeling dat hij het voor tach
tig procent met De Kok eens is: "Vervalsing was
een overdreven woord, dat ik terugneem. Niet om
u een genoegen te doen, maar omdat u me echt
overtuigd hebt."
De kou is uit de lucht en Renier schrijft verder
voor de PZC, over het naslagwerk Who's who, het
Engelse studentenleven, een reis naar de Ver
enigde Staten en over bekende [maar nu vergeten)
Engelse personen. De stukken zijn nog steeds
prettig leesbaar, veel vlotter - en erudieter - dan
het destijds gebruikelijke journalistenproza. Het
is de bedoeling dat hij elke twee weken een bij
drage gaat leveren, maar in driejaar zal hij
slechts negen keer in de krant verschijnen. Renier
kwakkelt met zijn gezondheid en is soms maan
denlang niet in staat iets op papier te zetten. De
correspondentie met De Kok gaat wel door, al val
len daar vaak lange gaten in.
Als medewerker krijgt Renier de PZC dagelijks
in Twickenham bezorgd. Hij weet De Kok op de
kast te krijgen door te schrijven wat hij van de
krant vindt: "Een mooie krant hoor. Ja maar ïoch.
Kijk 's. Die hoek rechtsonder, op bldz 1. Weer,
temperatuur, zon en maan. Mooi, hè? Maar hoog
water?! Een krant van de provincie aan de Schel-
demonden. Wanneer is 't hoogwater te Vlissingen
en te Zierikzee? Hoe zo'n krant abonnees vindt!
Jubileum PZC in 1958. In het midden G.A. de Kok. Beeldbank
Zeeuwse Bibliotheek, recordnr. 48160. Fotoarchief PZC.
Maar ja, hè, hij wordt in M'burg geredigeerd, en
daar weten ze niet dat er tij loopt op de Schelde.
Daar leven ze op permanent A'dams peil (PAP),
onverschillig, superieur. Jammer. Ringsteken
in Kouwekerreke, hondendag in Goes, met dob-
berman-pinchers en miniatuur kezen, archeologie
in Aardenburg, en plannen voor Zeebad Breskens.
Ach, ik geniet ervan!" De Kok 'hapt' en schrijft
per ommegaande terug. "Dat was een rot-brief,
rot niet in de zin van slecht, maar van verontrus
tend", en dan volgt een uitgebreide verdediging.
Renier stelt zijn vriend ("Bezige Bij de Kok, Snel-
briefschrijver, Middelburg/bij Terneuzen") gerust.
"Wat ik van de PZC denk? Helemaal geen boeren-
krantje. Zal ik in bizonderheden treden? Literaire
bladen uitstekend, natuurartikels van de Zwerver
puik, buitenlandse pol. overzichten prima." Toch
kan hij het plagen niet laten. "Binnenl. Politiek:
nu ja, jullie bent VVD, en dat is niet zo erg als
veel andere dingen. Ik ben radikaal, mijn begin
selen zijn wat vroeger Vrijzinnig Democraat was
en met de heel tamme P van de A kan ik het wel
vinden."
Na zijn emeritaat begint Renier aan zijn
memoires. In 1958 heeft hij al zo'n 34 duizend
woorden (in het Nederlands) geschreven, "en dat
is dus de helft van het eerste boekdeel", schrijft
hij aan De Kok. Die herinneringen zijn na zijn
Een Zeeuwse historicus
17