adelspolitiek van Willem I en na 1848 was het
weer snel gedaan met de invloed van de adel. Wij
hebben echter laten zien dat Nederland vanaf de
zestiende eeuw uiteenvalt in een Republiek van
burgers in het westen en een Republiek van adel
in het oosten van het land. Met de vestiging van
het erfelijk stadhouderschap in 1747 werd de
grondslag voor de monarchie gelegd. Gesteund
door de agrarische hausse kwam de aristocratise-
ring van de regentenelite en de versterking van
de macht van de adel toen goed op gang, een pro
ces dat ook in de revolutionaire Bataafse periode
niet werd afgebroken. Met de idéé regu dat na
1848 de burgerij weer de toon aangaf, is onlangs
door Jaap Moes korte metten gemaakt. In een
zorgvuldige analyse van de politieke en sociale
verhoudingen na 1848 komt hij tot de conclusie
dat Nederland tot ver in de twintigste eeuw aan
zienlijk aristocratischer is gebleven dan altijd
werd gedacht.
Triomfantelijk stellen onze critici dat in de
tweede helft van de negentiende eeuw de urbani
satie weer op gang kwam, de industrie serieuze
kansen kreeg en Nederland weer 'modern' werd.
Wij hebben nooit anders beweerd - de laatste tien
pagina's van ons afsluitende boek zijn aan die
kwestie gewijd. Wat Van Gent en Van den Broeke
helaas ontgaat, is dat Nederland dankzij de lange
agrarische eeuw van 1750 tot 1850 een route naar
moderniteit kent - van stadscultuur via de agra
rische samenleving naar moderniteit - die haaks
staat op het gebruikelijke Europese model. Die
afwijkende route is een mooi voorbeeld van wat
sociologen in de laatste paar jaar 'multiple
modernity' zijn gaan noemen, de overtuiging dat
moderniteit op veel verschillende wijzen kan
worden bereikt. Er is inmiddels internationaal
vergelijkend onderzoek gestart om die afwijkende
varianten op het spoor te komen en te documen
teren en de voorbeelden liggen dichterbij dan
men denkt. Steden als Tallinn en Hamburg
maken een met Nederland vergelijkbare ontwik
keling door.
Provincialisme
Ten slotte is het een belangrijke vraag waar de
wonderlijke mengeling van vluchtig lezen en het
negeren van relevante wetenschappelijke infor
matie vandaan komt die deze recensie kenmerkt.
Misschien is het allemaal het gevolg van de
Zeeuws-patriottische blik van onze commentato
ren op de werkelijkheid. Het verwijt dat de onder
zoeksresultaten opgepoetst zijn om te laten zien
dat kostbaar subsidiegeld niet verspild is, zou als
een vermakelijke verwijzing naar het befaamde
Zeeuwse adagium 'ons bin zuunig' kunnen wor
den afgedaan, maar is natuurlijk een gotspe.
Opmerkelijk is het provincialisme dat uit de
recensie spreekt, en dat is jammer. Het hoeft toch
niet zo te zijn dat verblijf in Middelburg en
belangstelling voor de Zeeuwse geschiedenis
impliceert dat men de niet-Zeeuwse literatuur en
het internationale debat mag negeren. Gekwetste
provinciale trots lijkt de motor achter deze recen
sie. In onze vier delen is het probleem van de
structureel perifere ligging van Zeeland nergens
systematisch aan de orde geweest. Van den
Broeke en Van Gent reageerden echter als door
een adder gebeten toen in een interview met de
PZC, hoogstens als een terzijde, deze kwestie
even aan de orde kwam.
De tragiek is echter dat alle moderne onder
zoek, ook de recente Geschiedenis van Zeeland,
steeds weer bij die perifere positie uitkomt. Op het
hoogtepunt van haar macht in de zeventiende en
achttiende eeuw verkeerde Zeeland nog steeds in
de schaduw van naastgelegen gebieden (zo heeft
deel II van de Zeeuwse provinciegeschiedenis
duidelijk gemaakt). En vanaf 1750 maakte het
gewest een structurele transformatie door in de
richting van een agrarische provincie, een van de
meest agrarische van Nederland (zo zal deel III
nog laten zien). Zeeland telt vandaag de dag niet
eens een van de tweeëntwintig stedelijke agglo
meraties van Nederland. Daar is helemaal niets
mis mee. Landelijke rust is zeldzaam in Neder
land en een groot goed. Wel vereist het creatief
beleid om Zeeland duurzaam en economisch leef
baar te houden. Dan helpt het niet wanneer je,
zoals Van den Broeke en Van Gent, blijft vast
houden aan een slecht begrepen verleden dat de
verwachtingen van de toekomst kleurt. Dat is
spijtig bij historici, zorgelijk wordt het wanneer
politici zich aan dat verkeerde verleden vast
klampen en daarop economische plannen base
ren. Dan wordt er pas echt gesmeten met publieke
middelen.
22
Nog één keer: desurbanisatie