Zeeland 22.1 Antwoord aan Brusse, c.s. Willem van den Broeke, Tobias van Gent Het uitvoerige commentaar van de participanten in het desurbanisatieproject op onze recensie van De balans tussen stad en platteland; desurbanisatie en de opkomst van de agrarische samenleving: Zee land 1750-1850 biedt de gelegenheid een aantal punten van kritiek nader uit te werken en moge lijke misverstanden weg te nemen. Overigens zijn wij wel blij met deze inhoudelijke reactie, te meer omdat hun eerste commentaar in de PZC op onze recensie niet veel verder kwam dan de constatering dat wij hen "volkomen verkeerd begrepen" zouden hebben. Wij zijn van mening dat de geschiedschrij ving het meeste gebaat is bij discussie. Om te beginnen: er is niets op tegen om "grote termen" te gebruiken, zolang deze maar wel kun nen worden waargemaakt. Misschien is dit wel de kern van ons bezwaar tegen de inhoud van de publicatie en de uitlatingen van de Utrechtse his torici sindsdien in tijdschriften en kranten over hun onderzoek naar de desurbanisatie in Zeeland tussen 1750 en 1850. Hun ambitieuze doelstelling van het presenteren van een nieuwe kijk op de Zeeuwse geschiedenis en daarmee ook op de vaderlandse geschiedenis kan ons niet overtui gen. Pogingen om de Nederlandse historische ontwikkeling van een andere kant te bezien jui chen wij uiteraard toe. Zij vormen de kern van het historisch wetenschappelijk discours. Maar het staat recensenten vrij om - met redenen omkleed - tot uitdrukking te brengen dat naar hun mening die poging niet is geslaagd. De hypo these van desurbanisatie als alternatieve indicatie voor groei en ontwikkeling van het platteland leek inderdaad veelbelovend en de moeite van verificatie dan wel falsificatie meer dan waard. Wanneer die analyse van de - inderdaad - com plexe verhouding tussen stad en platteland echter uitmondt in een zero-sum benadering, dan is dat niet alleen weinig overtuigend - zoals Duyven- dak in een recensie elders schreef - maar ook redelijk teleurstellend.1 Het is een misvatting dat wij niet doordron gen zouden zijn van het feit dat de historische werkelijkheid vaak zeer genuanceerd is. Wij begrijpen zeer goed dat "een op grond van uit voerig onderzoek gedane gevolgtrekking niet met een enkel voorbeeld gelogenstraft kan worden". Het is echter in strijd met die weerbarstige histo rische werkelijkheid, dat Van Doorn van Westka- pelle alleen maar "onrendabele veengrond" wenste af te staan voor de vestiging van de cali- cotweverij. In een eerder stadium had hij voorge steld de fabriek in het ambachtsherenpakhuis te vestigen of op het erf achter zijn huis. Maar er is meer: Westkapelle was niet het enige voorbeeld. Elders in de provincie werden vergelijkbare initi atieven ondernomen (zelfs in een bij uitstek agra rische omgeving, de Wilhelminapolderl). Op een tweetal punten zijn wij geneigd de auteurs het voordeel van de twijfel te gunnen. In de eerste plaats is aanvullend onderzoek naar de rol van de ambachtsheren in het proces van proto-industria- lisatie in Zeeland noodzakelijk om de generalisa tie ten aanzien van hun vermeende afzijdigheid in dezen te logenstraffen (overigens niet alleen met betrekking tot de calicotnijverheid, maar ook wat de meekrapverwerking in de meestoven aan gaat). In de tweede plaats is het evident dat het resultaat van de calicotnijverheid op lange ter mijn uitermate teleurstellend was. Na verloop van tijd verdween zij zelfs geheel uit beeld. Om het pregnant uit te drukken: Walcheren werd geen Twente of Noord-Brabant. Aan de mislukking van de calicotnijverheid lag een complex van factoren ten grondslag (een deficiënte arbeidsmarkt, gebrek aan adequate technologie, kapitaal en ondernemersactiviteit, etc.). Het is te kort door de bocht te beweren dat de oorzaak van die teloor gang gelegen was in de perifere ligging van Zee land. Bovendien kan men toch moeilijk staande houden dat de katoennijverheid in Twente en Noord-Brabant tot bloei kwam omdat die regio's tot het centrum gerekend konden worden. Volgens de auteurs zouden wij niet willen inzien dat Zeeland eigenlijk altijd in de periferie heeft gelegen en dat de provincie alleen met kunst en vliegwerk (blokkade van de Schelde of gerichte overheidssubsidies) iets van een com merciële en industriële toekomst heeft kunnen Nog één keer: desurbanisatie 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 29