giek is echter dat alle moderne onderzoek, ook de recente Geschiedenis van Zeelandsteeds weer bij die perifere positie uitkomt." Naar onze stellige overtuiging miskent deze simplistische opvatting systematisch de potentie van de provincie Zee land. De mening dat de bloei van de handel in het verleden het gevolg was van toeval (de blokkade van de Schelde) en de industrie slechts van de grond kon komen door subsidie vanuit het cen trum is een voorbeeld van een slecht begrepen verleden, hetgeen de auteurs niet nalaten juist ons te verwijten. Het is een miskenning van de Zeeuwse handel in zijn brede diversiteit (soms niet altijd om trots op te zijn, zoals in het geval van de slavenhandel) als zelfstandige factor in de ontwikkeling van het gewest. De industrialisatie van de kanaalzone in Zeeuws-Vlaanderen is een voorbeeld van eigenstandige ontwikkeling zonder overheidssteun. De cokesfabriek in Sluiskil was er eerder dan de door de nationale overheid gefacili- teerde Hoogovens in IJmuiden. Bovendien hebben sinds de jaren zestig tienduizenden Zeeuwen hun brood verdiend in het Sloegebied, dat door de auteurs eenvoudigweg als "een weinig geslaagd project" wordt afgedaan. Dat deze haven alleen tot stand kwam met behulp van "veel overheids geld" is een realiteit van de moderne economie. Of zouden de Rotterdamse haven en de door de commentatoren hooggeprezen landbouwsector zich zonder steun van Europese en overheidssub sidies hebben kunnen bedruipen? Ook het toe risme kwam in Zeeland pas op gang toen door de aanleg van de Deltawerken en nieuwe infrastruc tuur (als gevolg van enorme investeringen door het Rijk) de provincie veel beter bereikbaar werd. Wij zijn niet "gekwetst in onze provinciale trots" of "als door een adder gebeten" door de zienswijze van de auteurs. Mogelijk gaat het hier bij om projectie. De auteurs kennen hun studie echt te veel gewicht toe als zij ook nog durven te beweren dat hun conclusie een "gevoelige snaar in de provincie raakt" onder beleidsmakers, bestuurders en politici.3 Het zijn alleen enkele historici die zich met deze discussie inlaten, maar in de Zeeuwse politiek is dit een volstrekt non issue. Wij kunnen de zorg van de auteurs hopelijk wegnemen door te stellen dat er echt geen Zeeuwse politici zijn die "zich aan dat verkeerde verleden vastklampen en daarop economische plannen baseren". Het is spijtig wanneer historici zich aan een verkeerd verleden vastklampen. Zorgelijk wordt het echter wanneer historici op grond daarvan aanbevelingen gaan doen aan politici. Wij hebben nooit het verwijt gemaakt dat de "onderzoekresultaten opgepoetst zijn", maar het viel ons wel op dat Brusse en Mijnhardt breed hebben uitgedragen dat hun bevindingen over de Zeeuwse geschiedenis tussen 1750 en 1850 ook toepasbaar zouden zijn op de huidige complexe Zeeuwse economische vraagstukken. Nog afge zien van de vraag of historici zich daartoe zouden moeten laten verleiden, zijn de suggesties die Brusse en Mijnhardt aandragen de beste garantie voor een verdere stagnatie in de ontwikkeling van Zeeland. Ideeën, niet alleen ingegeven door een verkeerd begrepen verleden, maar bovendien gevoed door een oudbakken en simplistische the orie over centrum en periferie. Een tegenstelling die door de recente ICT-ontwikkelingen volledig is achterhaald. Concentratie op de uitbouw van 'groen' en 'blauw' is opnieuw een miskenning van de poten tie en de kracht van de regio op andere terreinen en zal er alleen maar toe leiden dat Zeeland steeds 'rus tiger en ruimer' wordt. Dit toekomstbeeld mag dan mensen van buiten de provincie zeer aanspreken, wij denken niet dat hiermee het belang van de Zeeuwen wordt gediend. Als deze stellingname ons het verwijt van een "Zeeuws-patriottische blik" oplevert, dan vinden wij dat in het geheel niet erg. Ten slotte spreken wij de hoop uit dat de genoemde auteurs in staat zullen zijn in hun pro vinciale geschiedbeschrijving van Zeeland wat meer open te staan voor tegenspraak en nuances op hun nieuwe brede visie op de Zeeuwse en vaderlandse geschiedenis. Wij denken dat de Zeeuwse geschiedschrijving daarmee is gediend. Noten 1. Maarten Duyvendak, 'Balance between City and Coun tryside in the Netherlands', in: BMGN Low Countries Historical Review Volume 127, 3, 2012, pp. 29-49. 2. Peter Sijnke en Tobias van Gent, Geestelijken, regenten en kooplieden. Meer dan 1000jaar Geschiedenis van Middelburg, Middelburg 2001, p. 88. 3. Paul Brusse, 'Periferie of centrum of iets daar tussenin. De positie van de Zeeuwse zeehavens en handel in de Lage Landen vanaf de late middeleeuwen', in: Tobias van Gent en Pieter Ippel (red.), Zeeland en de wijde wereld. Liber Amicorum voor Willem van den Broeke, Middelburg 2012, p. 11. Nog één keer: desurbanisatie 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 31