tiende eeuw is toegenomen. Ik vraag me af of
deze tamelijk impressionistische conclusie, die in
de slotbeschouwing door Mijnhardt wordt her
haald ("De Zeeuwen bleken dankzij hun onderne
mersgeest de gehele eeuw door in staat de wel
vaart van het gewest op peil te houden"), wel
houdbaar is gezien het ontbreken van harde gege
vens over de zeventiende-eeuwse Zeeuwse econo
mie. Wellicht zouden kwantitatieve data over de
overheidsfinanciën van de Republiek, die sinds
2009 voor Zeeland beschikbaar zijn Gewestelijke
financiën ten tijde van de Republiek der Verenigde
Nederlanden', Deel 7, Zeeland [1573-1795]), hier
uitkomst hebben geboden. De auteurs hebben van
dit werk echter geen gebruik gemaakt, en dat is te
betreuren.
Dat de helft van de Zeeuwse bevolking in de
zeventiende eeuw in steden woonde, is een con
clusie die evenmin te verifiëren is. Dat hangt er
maar net van af wat men onder stad verstaat. Nu
geeft Van Cruyningen wel een definiëring van
het begrip stad (een multifunctioneel centrum,
waarin nijverheid en diensten de belangrijkste
inkomstenbronnen waren) en noemt hij de steden
in Zeeland bij naam, erg consequent is hij niet.
Zo moet hij toegeven dat gegevens over beroeps
structuren ontbreken, waardoor het onmogelijk
wordt om een dorp van een stad te onderscheiden.
Bovendien rekent hij de ene keer Aardenburg wel
tot de steden (pagina 126), de andere keer niet
(pagina 103).
Ofschoon aandacht voor de algemene geschie
denis noodzakelijk is voor een beter begrip van
de ontwikkelingen in Zeeland, vind ik dat Van
Cruyningen hierin af en toe te ver doorschiet. Zo
worden wel erg veel bladzijden ingeruimd voor de
algemene economische geschiedenis, de gilden en
de armenzorg. Met name de paragraaf over de
armenzorg vind ik niet sterk. Waarom baseert de
schrijver zich op algemene notities, merendeels
ontleend aan de sociologie, waarin de armenzorg
wordt gezien als overheersingsstrategie voor de
rijken en overlevingsstrategie voor de armen?
Weliswaar hebben zowel Ingrid van der Vlis in
haar onderzoek naar de situatie in Delft als
Marco van Leeuwen in zijn studie over de armen
zorg in Amsterdam zich op deze opvattingen
gebaseerd, het is de vraag in hoeverre deze aan
de armenzorg toegeschreven functies voor Zee
land geldig zijn. Is er werkelijk zo weinig onder
zoek naar de zeventiende-eeuwse armenzorg in
Zeeland gedaan, zoals de schrijver beweert?
Bevat de dissertatie van Hannie Kool-Blokland
naar de godshuizen in Middelburg geen informa
tie over de Zeeuwse liefdadigheid in het verleden?
En wat te denken van de studie van Allie Barth
en ondergetekende naar de geschiedenis van het
burgerlijk armbestuur in Goes, waarin het een en
ander wordt verteld over de praktijk van de vroe
gere bedeling en de verhouding tussen de kerke
lijke en algemene armbesturen?
Voor het samenstellen van een algemeen
overzichtswerk als dit moeten keuzes worden
gemaakt, en iedere keuze is arbitrair. Toch vraag
ik me af waarom de maritieme geschiedenis zo
stiefmoederlijk is bedeeld. De twintig bladzijden
die aan dit belangrijke aspect van het Zeeuwse
verleden zijn gewijd, steken schril af bij de ruim
veertig pagina's die zijn ingeruimd voor de
beschrijving van de ontwikkelingen op godsdien
stig gebied. Wat is hiervan de reden? Is het omdat
de schrijvers grotendeels landrotten zijn?
Ten slotte nog iets over de illustraties. Evenals
bij het eerste deel was ook nu de beeldredactie in
handen van Katie Heyning. En het dient gezegd:
de vele foto's, kaarten en andere afbeeldingen
zijn buitengewoon fraai en goed gekozen. Jam
mer is alleen dat sommige afbeeldingen (pagina's
128, 154, 177, 178, 216, 221 en 223) erg algemeen
zijn en te weinig betrekking hebben op Zeeland,
terwijl ik bij een aantal andere illustraties (pagi
na's 146, 153, 155, 184, 220 en 248) het verband
met Zeeland ietwat gekunsteld vond, bijvoorbeeld
omdat ze toevallig door een Zeeuwse kunstenaar
zijn gemaakt.
Al deze kritische kanttekeningen kunnen
echter geen afbreuk doen aan de kwaliteit van
het werk als geheel. Het tweede deel van de
Geschiedenis van Zeeland verdient een plaats in
de boekenkast van iedereen die meer dan alleen
32
Boekbesprekingen