Zeeland 22.1
een oppervlakkige belangstelling heeft voor de
geschiedenis van onze provincie.
Albert L. Kort
Tiny Polderman en Karin de Boer, Slik op de weg,
De Drvkkery/Podium, Middelburg 2012, 48 blz.,
rijk geïllustreerd in kleur, ISBN 978-90-79875-41-
2, 7,50.
Aan nostalgie en aan streektaal geen gebrek in
deze uitgave van de gezamenlijke Zeeuwse boek
handels in het kader van de Week van het
Zeeuwse Boek 2012. De titel alleen al getuigt
ervan. Slik is de lokale benaming voor modder.
Ook de subtitel. De Zeeuw achter de suikerbiet,
belooft een typisch staaltje streekgeschiedenis.
Bij doorlezing van het fraai geïllustreerde boekje
valt dat dan weer mee. Of tegen, het is natuurlijk
maar watje ervan verwacht had. Alle verhalen
zijn actueel en vooral gezellig. Want aan koffie
drinkers - vooral op de verhelderende foto's van
alle aan bod komende families en activiteiten - is
evenmin gebrek. Waarschijnlijk is dat veroor
zaakt doordat werkende boeren zich maar moei
lijk laten vastleggen door de fotograaf. Om hen
gaat het namelijk in dit boek en dus zijn ze maar
gefotografeerd tijdens de broodnodige werkon
derbrekingen. Tegenwoordig tref je maar weinig
weigeraars meer die zich beroepen op het tweede
gebod, wat vroeger regelmatig voorkwam, zeker
in 'zwaardere' dorpen. Toch komt het verhaal
over de peeën vooral tot ons via het woord. De
teelt van beetwortels is zo kenmerkend voor de
streek dat het verhaal erachter blijkbaar het best
tot zijn recht komt door verschillende families
hun eigen ervaring te laten opdissen. Ieder kijkt
er weer anders tegenaan. Sinds de late decennia
van de negentiende eeuw worden er op grote
schaal bieten geteeld in Zeeland. Tot nu toe dus.
Met enige trots wordt vermeld dat het percentage
bieten van Zeeuwse bodem toeneemt, terwijl de
totale nationale productie met circa de helft is
afgenomen. We doen het nog altijd goed, lijkt dit
gegeven te willen illustreren. Maar het kan even
goed wijzen op de weigering van teelt te wisselen.
Tegen de werking van de markt(vraag) in. Dan
klinkt het ineens minder aardig, hoewel mis
schien wel net zo Zeeuws.
Getuige de interviews en de beelden is de
beetwortelteelt toch vooral een Walcherse aange
legenheid. Met slechts een enkel voorbeeld van
Schouwen en Noord- en Zuid-Beveland, respec
tievelijk Noordwelle, Geersdijk en Schore, komen
deze eilanden er wat bekaaid af. Tiny Polderman,
die alle verhalen heeft opgeschreven, maakt van
de familie In 't Anker in Schore een innemend en
nijver voorbeeld van een saamhorig gezin, waar
toe ook de knechts en medewerkers behoren. Het
zware werk noopt kennelijk tot een dergelijke
samenwerking waar menigeen jaloers op zou
kunnen worden. Het is de warme keerzijde van
het veelal zware bestaan op het platteland.
Mooi om te lezen is dat de vette Zeeuwse klei
en het overal beschikbare water voor het zware
vervoer randvoorwaarden waren voor het telen
van suikerbieten. Samen met de mentaliteit van
de boeren (er moest stevig aangepoot worden om
de bieten handmatig te rooien) en de gezwinde
aanleg van kleine haventjes voor de overslag van
kar op boot, bleek Zeeland al vlug uitermate
geschikt voor dit product. Mooi, want op zichzelf
lijkt het weinig effectief om wortels te kweken
voor de productie van suiker als het suikerpercen
tage schommelt tussen de 9 en 11 procent (later
wel verbeterd tot 16 procent) en dit percentage
nadat ze uit de grond zijn gehaald ook nog eens
rap daalt. Geen wonder dus dat de bietenmarkt
regelmatig instortte doordat andere productiewij
zen beter presteerden. Hetgeen het logisch maakt
dat de bietenteelt alleen daar overleeft waar de
condities optimaal zijn. Dat maakt het dan weer
vreemd dat er hier geen suikerfabriek overeind
bleef, met uitzondering van die in Sas van Gent
tot 1986. Maar daarover is in het boekje niets te
vinden, evenmin als een vraaggesprek met telers
uit Zeeuws-Vlaanderen. Voor de hand ligt dat ze
daar zijn uitgestorven, de bietentelers, maar dat
had op zijn minst een vermelding waard geweest.
Boekbesprekingen
33