sculpturen en zelfs in veel privétuinen is een beeldhouwwerk een gewild object geworden. Ook landbouwbedrijven en de door hen noest bewerkte polders ontkwamen niet aan de milde vormgeversterreur die men dubbelzinnig landart muntte. Alleen de havens bleven nog verschoond van sculpturale opleuking. Maar tot een nauwe samenwerking tussen architecten en beeldhou wers kwam het nauwelijks. Waarschijnlijk ver giste Beljon zich deerlijk in de bereidheid en vooruitstrevendheid van de bouwkundig ontwer pers. Zij zien hun eigen werk reeds als kunstwerk. Opvallend genoeg onderkent Beljon dat zelf al wanneer hij schrijft over de Zwitserse architect Le Corbusier, die hij beschouwt als lichtend voor beeld voor de beeldhouwers: "In Ronchamps wordt hij zijn eigen beeldhouwer. Hij boetseert een kerk. Hij is bouwer en beeldhouwer tege lijk. Hij lijkt daarin op Brancusi. En er komen steeds meer beeldhouwers die zich er van bewust worden, dat de functie van het plastische kunst werk in onze dagen opnieuw gevonden wordt." Bij Goossen, die na een kortstondige periode in Drenthe te hebben gewerkt, in Eindhoven is gaan wonen, wordt de relatie met de architectoni sche structuur steeds inniger. Dat blijkt vooral uit het Maasbeeld bij de brug van Heusden aan de Maas uit 1994. Hoog torent dit werk boven alles uit, als een burcht prijkt het bovenop die kleine heuvel. Door de stilistische eenvoud en de sobere vorm straalt dit subtiele spel van raamwerk en bollen een monumentale kracht uit. Jammer dat je er als automobilist zo snel aan voorbijgaat. Want opnieuw moetje consciëntieus observeren om de finesses van dit beeld in het vizier te krij gen. Het is geen simpel orthogonaal rek met bol len erin. Van het raamwerk ontbreken enkele dwarsliggers, zodat er hoge verticale openingen ontstaan. Ook liggen de bollen niet keurig in elk vakje, maar liggen ze veeleer op elkaar en daar door rollen ze min of meer chaotisch los in het rek. Het zijn duidelijk twee aparte delen, het rek en die bollen. Ze vormen pas een eenheid in de blik van de beschouwer. Maar dan is er gelijk sprake van beweging. Je wil eromheen draaien om de andere kanten te zien. Dat is cruciaal. Door de richting waarin het rek is geopend en de opmerkelijke afschuining van een travee, inspe lend op de omgeving, en de reactie van de bollen, die op sommige plaatsen door het rek heen lijken te kunnen breken, de heuvel afrollen en het omringende water in plonsen, wordt het beeld ineens speels en veranderlijk. Lang niet meer zo formeel en afstandelijk als eerst. Als architect verhoud je je altijd meer tot de ruimte dan tot het louter materiële object. De conceptuele benadering van Jan sluit beide in en Jan Goossen, Bearer 1 1995, gepolychromeerd hout, hoogte 71 cm. Foto Martin Stoop. maakt zo object tot subject. Niet slechts het tac tiele product zelf, maar juist de relatie die het aangaat met de directe omgeving maakt een werk effectief en waardevol. De stoere onverzettelijk heid van deze sculptuur bij het water, of liever op de grens van land en water, verbeeldt niet alleen die typisch Nederlandse strijdbaarheid, maar ver raadt evenzeer de Zeeuwse wortels van Jan. Het is mooi om te zien hoe fraai dat hier tot zijn recht komt. Maar in eerdere studies op basis van dit zelfde model, in hout, metaal of papier-maché, felrood gekleurd of juist eenvoudig in de kleur van het materiaal zelf, is dat aspect nog beter zichtbaar. Want die modellen hebben een handza mer formaat, waardoor de beschouwer inderdaad alle zijden van de sculptuur tot zich kan nemen. Jan Goossen 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 11