De Nassause wapenrok, gedragen bij de staatsbegrafenis van stadhouder Frederik Hendrik in 1647, in 1859 door het Koninklijk Oud heidkundig Genootschap aangekocht en sinds 1885 in bruikleen bij het Rijksmuseum. Uit: De Maasgouw, Tijdschrift voor Limburgse geschiedenis en archeologie, jrg. 132, 2013.1. voortgezet als aparte stichting, en werden de genootschappen alleen nog betrokken als bruik leengever van de oorspronkelijke collectie. In de musea kwam vaak een scheiding tot stand tussen kunst en geschiedenis; zo komt in het Limburgs Museum de geschiedenis vooral tot zijn recht, in het Zeeuws Museum worden objecten uit het ver leden vanuit een kunstzinnige invalshoek gepre senteerd, los van plaats en tijd. Na een eeuw van gestaag groeiende over heidszorg is de zekerheid van verantwoordelijk heidsbesef bij de overheden nu weer minder geworden. Daardoor gaan schenkers misschien toch opnieuw de veiliger havens van genoot schappen kiezen in plaats van ondernemende (KOG) in Amsterdam. In 1882 richtte ook het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen een Walcherse kamer in, maar toen was er al sprake van een vast onderdeel van het museum van het Genootschap. In 1898 werd het tijd voor de ver schillende lokale oudheidkundige verenigingen en musea om te gaan samenwerken in een over koepelende organisatie, en werd de Koninklijke Nederlandsche Oudheidkundige Bond opgericht in de zaal van het KOG in Amsterdam. Verdere ontwikkelingen zorgden ervoor dat de genoot schappen voor het voortbestaan van door hen opgerichte musea konden vertrouwen op zich ver antwoordelijk voelende overheden en professio neel museumpersoneel. In 1968 werden musea Aanwinsten 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 33