making volgde een herverkaveling, ook toen al. Duidelijk blijkt ook dat het kerkhof van Valke- nisse oorspronkelijk een ringvorm had zoals op de meeste Zuid-Bevelandse dorpen, maar na de herverkaveling bleef alleen een rechthoekig stra- tenpatroon over. Het dorp telde in de zeventiende eeuw nog zo'n twintig huizen. Voor de periode 1657-1682 hebben Leida Goldschmitz en Dicky de Koning een uitgebreid historisch onderzoek verricht; daaruit kon niet alleen de ligging van de huizen worden gereconstrueerd, maar ook komen we veel te weten over de bewoners. Ze gaan met naam en toenaam voor ons leven. Over elk huis is wat te vertellen. Opvallend is dat de nauwelijks honderd inwoners van het dorp doorlopend tegen elkaar procedeerden over schulden, toch een teken dat het geen vetpot was in het dorp. Aan de andere kant blijkt uit het onderzoek van de stoffelijke resten, dat de mensen redelijk gezond waren. Opvallend zijn ook de vele vondsten van zegel stempels en afdrukken daarvan: dertien stuks, bijna alle met heraldische voorstellingen. Dat wijst toch weer op een zekere welstand. Dit waren mensen die gezegelde overeenkomsten met elkaar sloten over belangrijke zaken. Het voornaamste resultaat van dit onderzoek is dat we van dit verdronken dorp een beter en vollediger historisch overzicht bezitten dan van menig nog bestaand dorp. We kennen uit de laat ste 'levensjaren' van het dorp de mensen bij naam, kunnen een wandeling maken door het dorp en hebben een indruk van hun huizen, hun spullen, hun zorgen en zelfs hun lichaamsbouw. En dan zijn nog niet eens alle historische bron nen onderzocht. In het boek wordt de uit 1455 overgeleverde legende over het ontstaan van Valkenisse geme moreerd. Deze vertelt dat de stichters van het dorp een hemelse processie over de dijk zagen voorbijtrekken met kruisen, vanen en zingende priesters. Dit zou de aanleiding tot de kerkbouw geweest zijn. Bij de presentatie van het boek in het nieuwe gebouw Het Schuitvlot van het SCEZ gebeurde een dergelijk wonder: hier verscheen Jan Roeper, de vijftiende-eeuwse pastoor van Valkenisse, in levenden lijve om over zijn dorp te vertellen. In het boek komen ook zijn dorpsgeno ten tot leven, gewone mensen zoals wij, die zich staande moesten houden in een steeds verande rend getijdelandschap. Ad Beenhakker A.P. de Klerk, Varen over Waleherse watergangen, van schuitvlot naar schuitvlot. Een vrijwel verge ten vorm van vervoer, uitgave Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (www.seez.nl) 2012, z.pl., ISBN 978-90-77567-00-5, 15,-. Van de hand van A.P. de Klerk - consulent regio nale geschiedbeoefening Zeeland - verscheen een alleraardigst boekje over de Waleherse watergan gen. Het boekje is overzichtelijk ingedeeld in vier delen: het waterwegennet, de vaartuigen en de heulen, de schuitvlotten en het systeem. In het eerste deel wordt de vraag aan de orde gesteld waarover werd gevaren. De meest gebrui kelijke aanduidingen voor de waterlopen die voor de schuitvaart gebruikt werden, waren hoofdwa tergang, sprinkwatergang en watergang. De hoofdwatergangen dienden (als waterleiding) pri mair voor de afvoer van overtollig regenwater en waren daarom - vaak kunstmatig - aangelegd. Het polderbestuur was verantwoordelijk voor het onderhoud. De sprinkwatergangen (of hulpwater gangen) hadden meestal een natuurlijke oor sprong, terwijl de overige watergangen in feite niet veel meer waren dan gewone sloten. Alles bij elkaar ging het om een fijnvertakt netwerk van waterlopen, variërend van heel smalle sloten tot brede watergangen. Op het eerste gezicht uiter mate geschikt voor vervoer over water; bij nader inzien sterk belemmerd door het grote aantal bochten, de geringe breedte van - met name - de sloten en de vele bruggen of heulen. Het tweede deel behandelt de vaartuigen waarmee en de heulen waar onderdoor werd gevaren. De schuiten die de verbindingen op Wal- 74 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 36