cheren over water onderhielden, vertoonden in de verste verte geen verwantschap met de veel meer bekende trekschuit. De smalle, lage, platboomde scheepjes waren niet meer dan ruwe, langwerpig vierkante bakken met een platte bodem (een soort zolderschuit). Er werd onderscheid gemaakt tus sen poon- en paviljoenschuiten. De eerstge noemde dienden voor het goederenvervoer; de laatstgenoemde voor het personenvervoer. De paviljoenschuiten waren vaak uitgerust met een tent die bescherming bood tegen de regen en de zon. De bewoners van buitenplaatsen bezaten vaak een paviljoenschuit voor eigen gebruik. Bij de aanleg van een nieuwe brug of heul waar onderdoor gevaren moest worden, kwam regel matig de spanning tussen het vervoer te water en dat over de weg tot uitdrukking. Bij de toegang tot Middelburg speelde de stenen heul in het Seis- bolwerk een belangrijke rol (zie de achterzijde van dit blad), hoewel de geringe breedte de vraag doet rijzen of de per schuit aangevoerde goederen niet eerst overgeladen moesten worden in nog smallere vaartuigen. Het derde deel behandelt de schuitvlotten of de vraag waarvandaan en waarheen werd geva ren. Er werd van schuitvlot naar schuitvlot geva ren. Zo'n schuitvlot was noch schuit noch vlot (in de gangbare betekenis van het woord), maar de aanlegsteiger, de kade. Zo toont een fragment van het uit het derde kwart van de zeventiende eeuw daterende panorama van Middelburg (door Nico- laas Visscher) het Veerse schuitvlot, de aanleg plaats van de schuiten die tussen Veere en Mid delburg voeren. Met behulp van een hefboom werden de schuiten geladen en gelost. Een frag ment van het panorama van Walcheren door Anton van Wijngaarden uit ca. 1550 laat een viertal schuiten zien die liggen afgemeerd in de Veerse watergang net buiten de Warwijkse poort in Veere. In vrijwel ieder Walchers dorp was een schuitvlot te vinden vanwaaruit een min of meer geregelde verbinding met Middelburg werd gerea liseerd. In het vierde deel wordt het systeem behan deld, of de vraag waarom, door wie en volgens welk systeem werd gevaren. Op deze vragen is een eenvoudig en duidelijk antwoord te geven. Het vervoer over water - zowel van personen als van goederen - vormde een voor de hand liggend alternatief voor de slechte kwaliteit van het ver voer over de Walcherse landwegen. Met name gedurende het winterseizoen waren die wegen nauwelijks begaanbaar. In die zin waren beide vormen van vervoer complementair aan elkaar. Het transport over de waterwegen werd geprakti seerd door boeren die hun waren ter markt wen sten te brengen. Naast dit particuliere en meer incidentele vervoer bestond er ook een georgani seerde en meer regelmatige vorm van vervoer over water: de beurtvaart. Deze regelmatige dien sten werden onderhouden door schuitvaarders of schuteboeren. In een aantal gevallen waren zij als beroepsgroep georganiseerd in een soort gilde (of bende, zoals de dijkwerkers te Westkapelle) om wildgroei van de bedrijfstak te voorkomen. Een Veerse ordonnantie uit 1636 informeert ons over de functie en het werkgebied van de beroepsgroep en een ordonnantie uit Domburg van 1666 doet hetzelfde met betrekking tot de duur van de vaart op Middelburg en de daarvoor geldende tarieven. Het beroepsgoederenvervoer betrof voornamelijk (duin)zand, stenen en zout (darink). In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam er een eind aan het schuitvaartverkeer. De bodediensten over de weg kwamen ervoor in de plaats. Het belang van de publicatie ligt in de infor matie over een vergeten vorm van vervoer en de rol van het schuitvlotverkeer in de relatie tussen stad en platteland. Terecht merkt de auteur op dat het bevreemdt dat in een recente studie over de relatie tussen stad en platteland in Zeeland in de achttiende en negentiende eeuw deze vorm van transport zelfs niet wordt genoemd. In aanvul ling daarop desondanks een kritische kantteke ning. De beschrijving van het verkeerssysteem blijft wel heel impressionistisch en kwalitatief. Het lijkt ook geen sinecure om aan kwantitatieve gegevens te komen die een inzicht geven in het belang en de omvang van schuitvaartverkeer. Ten slotte een persoonlijke verzuchting. Nog Boekbesprekingen 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 37