In augustus 1942 moesten opnieuw veel Vlissin-
gers hun stad verlaten omdat werd gevreesd voor
grootschalige bombardementen door de geallieer
den. In februari 1944 werd niet alleen Tholen
maar ook het grootste deel van Schouwen-Dui-
veland geïnundeerd en dat leverde opnieuw een
grote stroom vluchtelingen op. Dolle Dinsdag, in
september 1944, leidde in Kruiningen tot zo'n
grote paniek dat velen op de vlucht sloegen. En
toen kwamen de geallieerden. Eerst in Zeeuws-
Vlaanderen, waar vanaf 11 september 1944 zo
hevig werd gevochten dat hele dorpen ontvolkt
raakten. En begin oktober barstte de strijd boven
de Westerschelde los. Vooral uit de buurt van de
Sloedam en vanuit Westkapelle kwamen nieuwe
stromen vluchtelingen op gang.
De ene evacuatie was de andere niet. Soms
kon een evacuatie zorgvuldig worden voorbereid;
het transport werd geregeld en ook het onderdak
voor de evacués werd besproken. Maar veel vaker
was er sprake van blinde paniek, moesten er snel
wat spulletjes bij elkaar gegrist worden en was
een fiets, een kinderwagen of een handkar het
enige vervoermiddel. Ook de richting waarin
werd gevlucht, was volslagen willekeurig: weg
wezen was het enige dat telde.
Kees Slager vertelt op indringende wijze wat
de ontheemden meemaakten op hun vlucht, hoe
ze werden opgevangen en ook hoe ze na korte of
langere tijd terugkwamen en wat ze dan aantrof
fen. Het zijn vaak hartverscheurende verhalen,
maar het is ook ontroerend om te lezen hoe men
sen de moed erin hielden onder zulke zware
omstandigheden, en dat er ondanks alle ellende
ruimte bleef voor humor en liefde.
Het boek had niet veel later geschreven kun
nen worden, want zij die er nog over kunnen ver
tellen vormen een snel slinkend gezelschap. De
auteur interviewde een aantal van hen, maar
natuurlijk maakte hij daarnaast dankbaar gebruik
van dagboeken, brieven en eerder gepubliceerde
herinneringen van evacués en vluchtelingen. Ook
putte hij uit gesprekken die aan het begin van
deze eeuw door vrijwilligers zijn opgenomen in
het kader van het project 'Ooggetuigen van de
20ste eeuw'. Het is dus aan de late kant, maar
eindelijk hebben de verhalen van Zeeuwse eva
cués en vluchtelingen tijdens de Tweede Wereld
oorlog een eigen boek gekregen. Een paar keer
valt te lezen dat bij het zien van het leed van
vluchtelingen op tv meteen weer wordt terugge
dacht aan wat men zelfheeft meegemaakt. Is
daarom misschien gekozen voor de foto op het
voorplat van het boek waarop vluchtelingen in
het verwoeste Sluis in september 1944 staan
afgebeeld? Die had net zo goed kunnen worden
genomen in Kosovo, medio jaren negentig van de
vorige eeuw.
Ondanks Kees Slagers vlotte verteltrant ging het
lezen van dit boek helaas niet van een leien
dakje. De cadans die de lezer nodig heeft om 'in
het verhaal te blijven', wordt om de haverklap
verstoord door de slordigheid waarmee het boek
in elkaar is geflanst. De interpunctie hapert, het
oog blijft telkens haken achter spel- en afbreek-
fouten, de tekst wemelt van de dubbele spaties en
ontbrekende spaties, en de boekverzorger lijdt
ernstig aan de Engelse ziekte. Een klein uurtje
turven leverde maar liefst 140 dubbele spaties op,
plus 79 ontbrekende spaties. Het boek telt dertig
hoerenjongen, en dat zijn er dertig te veel. Een
hoerenjong is een niet-vollopende laatste regel
van een alinea als bovenste regel van een blad
zijde (Van Dale), een typografische doodzonde.
Hoerenjongen zijn makkelijk te voorkomen, door
bijvoorbeeld het creëren van nieuwe alinea's, of
het opheffen ervan. Maar aan de alinea-indeling
zelf is ook al geen aandacht geschonken: nieuwe
alinea's beginnen op volslagen onlogische plaat
sen en duidelijke cesuren worden daarentegen
niet gemarkeerd met een nieuwe alinea.
Engelse ziekte is de angst voor aaneenschrij
ven. Dat levert niet alleen een verbrokkeld tekst
beeld op - vrouwen zijn hoog zwanger, men bidt
vele wees gegroetjes en er wordt nogal wat plat
gegooid - maar het leidt ook tot koddige misver
standen. Zo zijn alle evacués ergens terecht geko
men, en dat zal in letterlijke zin zelden het geval
zijn geweest.
Boekbesprekingen
81