Ze fieke plek, ook al is die fictief. Hij leert met lijnen en uiteindelijk ook met volumes te reageren op die gegeven omstandigheden en het programma van eisen dat getransformeerd moet worden tot een instrument van de creatieve vormgever. Daaruit bouwt hij een nieuwe werkelijkheid. Tastzin hoort thuis bij het realisme van groot heden als Michelangelo en Rodin, die het harde marmer tot leven wekten met hun onovertroffen zachte hakwerk. Het oog associeert Goossen niet met kijken naar een plaatje, maar met observeren Door het beeld heen kijken, zodat duidelijk wordt Jan Goossen in zijn atelier in Herpt, 2003. Foto Els van den Boorn. Schept er een andere wereld mee. Die zichzelf reflecteert en daarmee de naakte ongereptheid buiten benadrukt. Door ruimte in te nemen, maakt het ruimte vrij. Uiteindelijk is afkomst voor een kunstenaar natuurlijk nooit het meest bepalend voor de beoordeling bij wie of wat hij of zij thuishoort. Dat is het werk zelf. Misschien is dat werk niet, zoals Leonardo da Vinei ooit beweerde over ogen, de spiegel van de ziel, maar het is wel de weerslag van wat de maker bezielt en hoe die zich verhoudt tot de omgeving, de condities waaronder het werk tot stand komt en de personen met wie of voor wie het werk geproduceerd wordt. Want kunst reageert altijd op de context. Het is geen beeld, maar een verbeelding. Een proces, waarin allerlei ingrediënten en activiteiten een rol spelen. Jan Goossen zegt daar zelf over: "Mijn beelden appel leren niet aan de tastzin, maar aan het oog en aan de verte en ruimte die ze suggereren." wat eerst nog onduidelijk was. Op die manier ont dek je het werk. Kijken ontrafelt, maakt inzichte lijk. Wat op het eerste gezicht schijnbaar abstract en volledig in zichzelf gekeerd overkomt, blijkt bij nadere beschouwing plastisch en tactiel te zijn. Ruwheid van materiaal, precisie in de assemblage, uniformiteit in kleurbehandeling, al die aspecten spelen een niet te verwaarlozen rol in het overbrengen van de boodschap op het publiek. Je ziet hoe een structuur ontstaat. Het grote geheel bestaat uit een letterlijke opeensta peling van congruente elementen. Eenheid in veelheid. Variaties op een thema. Het beeldhouw werk is niet langer een vast en massief object, maar een samenhangend geheel van losse onder delen. Precies daar ligt de overeenkomst met de architectuur, waar Jan Goossen naar zoekt. In een aanvraag bij het Fonds voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst in 2001 schrijft hij: "Wat mij interesseert in de abstracte kunst is de 44 Jan Goossen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 6