Ze
Vlas maaien bij Dreischor, 2008. Foto Gust Romijn.
de prijswinnaars zonder uitzondering uit België
afkomstig. Daaruit bleek zonneklaar de techni
sche achterstand van de Zeeuws-Vlaamse vlasnij
verheid. Het ontbreken van vakkennis en kapitaal
leidde ertoe dat de vlasnijverheid in de periode
1890-1900 een moeilijke tijd doormaakte. Toen
rond 1900 de blauwrootmethode vervangen werd
door de dauwrootmethode, kreeg de vlasnijver
heid in Zeeuws-Vlaanderen een nieuwe impuls.18
De wezenlijke veranderingen in de technolo
gie van de vlasverwerking in deze regio voltrok
ken zich echter pas tijdens de Eerste Wereldoor
log. Als gevolg van de oorlogshandelingen
vluchtten veel Belgen naar Zeeuws-Vlaanderen.
Onder hen bevonden zich heel wat vakkundige
vlasbewerkers uit het Land van Waas.19
De twintigste eeuw
De Eerste Wereldoorlog had een gunstige invloed
op de Zeeuws-Vlaamse vlasindustrie. Door de
oorlog viel de concurrentie van de Belgische
vlasindustrie weg en vonden de eindproducten
van de Zeeuws-Vlaamse vlasindustrie hun eigen
afzetmarkt (o.a. in Duitsland). Bovendien bete
kende de immigratie van Belgische vlasbewerkers
een welkome aanvulling op de bestaande know
how. Met name in Koewacht en Sint Jansteen
profiteerde de vlasnijverheid van de kennis van
de uitgeweken Belgen. De lokale vlasbewerkers
stichtten in samenwerking met hun Belgische
collega's kleine vlasfabrieken in Terneuzen, Bres-
kens, Sas van Gent en Sluiskil. In 1916 waren er
in Zeeuws-Vlaanderen 34 van deze fabrieken.
Door het inschakelen van alle gezinsleden waren
deze kleine bedrijven in staat goed te presteren.
Overigens waren de werkomstandigheden verre
van ideaal. Met name het werken in de zwingel-
stal was zwaar door de grote hoeveelheden stof
die daarbij vrijkwamen. In het Verslag van de
Directie van Landbouw over 1913 valt te lezen:
"Wie voor het eerst in de zwingelstal komt, kan
het er met geen mogelijkheid vijf minuten uithou
den door het stof."20
Toen de oorlog voorbij was, keerden veel Bel
gische vlasbewerkers naar hun geboorteland
terug. Bovendien ondervonden de Zeeuws-
Vlaamse vlasfabrieken opnieuw de druk van de
internationale concurrentie. Op de Europese
markt kelderden de prijzen voor vlas. De nieuw
opgerichte vlasfabrieken konden de vaste lasten
niet meer opbrengen. Ten einde raad deden zij een
beroep op de nationale overheid om steun in de
vorm van subsidie. Dat mocht echter niet baten.
Veel bedrijven gingen failliet en ongeveer dui
zend arbeiders raakten hun werk kwijt; alleen de
fabrieken in Koewacht en Sint Jansteen overleef
den de crisis van de vroege jaren twintig van de
vorige eeuw.
In de tweede helft van diezelfde jaren twintig
90
Vlas in Zeeland