naam of familienaam Zeeuw of De Zeeuw. Aldus
een Adriaan Pieterszoon Zeeu in de kwartierma
kersrekening van Middelburg over het jaar
151617, en in Hollandse tolrekeningen Neel de
Zeeuw uit Gorinchem (1531 /'32) en Adriaan de
Zeeuw de oude en Adriaan de Zeeuw de jonge uit
Dordrecht (1532).18 Het diverse keren voorkomen
van het woord Zeeuw in de eerste helft van de
zestiende eeuw moet haast wel betekenen dat het
gebruik ervan tot de late middeleeuwen terug
gaat, al is dat nauwelijks traceerbaar. De enige
attestatie die ik aantrof is de vermelding in de
rekening van de grafelijke rentmeester van
Noord-Holland over het jaar 1344 van een bede-
plichtige man in de Hof van Delft, genaamd
Zeeukijn, Zeeuwtje, zonder verdere voor- of
familienaam.19
Als benaming van de bevolking als geheel
ben ik 'Zeeuwen' in zestiende-eeuwse teksten tot
nu toe niet tegengekomen, wel in de zeventiende
eeuw. Adriaan Valerius gebruikt in zijn Gedenck-
clanck uit 1626 het meervoud "Zeeuwen", en M.Z.
Boxhorn doet hetzelfde hier en daar in zijn ver
meerderde editie uit 1644 van de kroniek van
Reygersbergh, zij het dat hij een voorkeur houdt
voor "Zeelanders".20
De zestiende en zeventiende eeuw vormden
kennelijk een overgangsperiode, want in de acht
tiende eeuw raakte 'Zeelanders' geheel in onbruik
en werd 'Zeeuwen' de gewone naam voor de
bevolking van Zeeland. Voortaan dus niet meer
een naam afgeleid van de naam van het woonge
bied Zeeland, maar los daarvan de volksnaam
Zeeuwen, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Friezen.
Met dan wel als groot verschil dat 'Friezen' ook
werkelijk een oude volksnaam is, en 'Zeeuwen'
dus niet.
Nogmaals, de gegevens zijn gebaseerd op een
steekproef, en diepgaander onderzoek zal zeker
tot verfijning en nuancering leiden, maar de
algemene teneur lijkt wel duidelijk. Terwijl het
woord Zeeuws in de dertiende eeuw en vermoe
delijk al eerder volop in gebruik was, raakten
'Zeeuw' en 'Zeeuwen' pas later en heel geleidelijk
ingeburgerd; om te beginnen in het enkelvoud ter
aanduiding van afzonderlijke personen, mis
schien eerst als bijnaam, vervolgens als toe- en
familienaam en ten slotte in het meervoud als
groepsnaam voor de Zeeuwse bevolking.
Gezien tegen deze achtergrond is het zeer
aannemelijk dat niet het woord Zeeuws van het
woord Zeeuw(en) is afgeleid, maar dat precies
omgekeerd, zoals ook het Woordenboek der Neder
landse taal stelt, het zelfstandig naamwoord
Zeeuw een afleiding is van het bijvoeglijk naam
woord Zeeuws.21 Het betekent dat zij die zich in
de toekomst opnieuw bezighouden met een even
tueel linguïstisch verband tussen de woorden
SueviZeeuwen en Zeeuws, zich primair zullen
moeten richten op de relatie Sweni-Zeeuws.
Noten
1. L. van Driel, 'Het Zeeuws en de Zeeuwen', in: Zeeland 22
(2013), p. 58-63; P. Henderikx, 'Vroege middeleeuwen',
in: P. Brusse, P. Henderikx (red.), Geschiedenis van Zee
land, dl. 1, Zwolle 2012, p. 65.
2. M. Gysseling, Toponymisch woordenboek van België,
Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duits-
land(vóór 1226J, 2 dln., Tongeren 1960, s.v. Zeeland; M.
Gysseling, 'Germanisering en taalgrens', in: D.P. Blok e.a.
(red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden, 15 dln.,
Haarlem 1977-1983, dl. 1, p. 108-109; C. Dekker, Zuid-
Beveland, Assen 1971, p. 46-48.
3. F. Leo (ed.)Monumenta Germaniae historica. Auctores
antiquissimi, dl. 4-1, Berlijn 1881, p. 203; Dekker, o.c., p.
47, noot 70; D.P. Blok, De Franken in Nederland, Haarlem
19793, p. 29.
4. Monumenta Germaniae historica. Scriptores rerum Mero-
vingicarum, dl. 4, Hannover/Leipzig 1902, p. 696; Dekker,
o.c., p. 46.
5. 'Annales Vedastini', in: R. Rau (ed.), Ouellenzurkaro-
lingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Darmstadt 1972, p.
298; Dekker, o.c., p. 47, noot 71; P.A. Henderikx, 'De
ringwalburgen in het mondingsgebied an de Schelde in
historisch perspectief', in: R.M. van Hr eringen e.a. (red.),
Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Goes
Amersfoort 1995, p. 89.
6. Zie hiervoor noot 2.
7. F. Debrabandere, Zeeuws etymologisch woordenboek,
Amsterdam/Antwerpen 2007, p. 390.
8. J.G. Kruisheer, Het ontstaan van de dertiende-eeuwse
Zeeuwse landkeuren, Hilversum 1998, p. 193; zie voor
Van Maerlant, Henderikx, 'Schriftcultuur: lezen en
schrijven', in: P. Brusse, P. Henderikx, o.c., p. 167.
9. Melis Stoke, Rijmkroniek van Holland (366-1305) door
een anonieme auteur en Melis Stoke, ed. J.W.J. Burgers,
Den Haag 2004, r. 444, 3170, 9376, 10150, 12468,
12479, 12542, 12500.
10. Annalen van Egmond. De Annales Egmundenses, eds. M.
Gumbert-Hepp, J.P. Gumbert, Het Chronicon Egmunda-
Het Zeeuws en de Zeeuwen
99