Zeeland 22.3
Nabetrachting
Lo van Driel
1.
De reactie van Peter Henderikx op mijn stukje
over de taalkundige c.q. etymologische betekenis
van de woorden Zeeuws en Zeeuwen kan wat
mij betreft beperkt blijven. De kern van mijn
bezwaar tegen de opvatting in het eerste deel van
de provinciegeschiedenis was en is dat daarin de
Sueven op linguïstische gronden in verband
gebracht worden met de woorden Zeeuws en
Zeeuwen. Die eventuele relatie is weliswaar in de
provinciegeschiedenis (en de gebruikte literatuur)
omzichtig geformuleerd, toch heeft in recensies
en commentaren dit aspect al geleid tot curieuze
uitlatingen: bijvoorbeeld dat Zeeuwen Sueven
zijn, want Zeeuws komt ervan, etc. De commenta
tor van de Zeelandboekenblog van de PZC, Jan
van Damme, heeft er bij de bespreking van mijn
stukje op gewezen dat wat ik ook beweer en wat
ik ook betreur, dit op internet al de waarheid is.
Wellicht is hier en daar zelfs al te lezen dat de
Sueven Zeeuws spraken, wie weet. Ik voorspel dat
binnen enkele jaren het argument gebruikt zal
worden in de discussie over de opheffing van de
provincie... Onderzoekers die zich buigen over de
Zeeuwse Sueven zijn hiervoor natuurlijk niet ver
antwoordelijk, al zouden ze de impact van hun
woorden wel moeten wegen.
2.
Op grond van de tekst en de noten in de provin
ciegeschiedenis ben ik in eerste instantie nage
gaan of er aan het optreden van de Sueven in
deze contreien, mij onbekende, argumenten ont
leend konden worden voor de veronderstelde ety
mologische relatie. Daarbij kon ik me, zo bleek al
snel, beperken tot een enkel voorbeeld. Ik meende
dat de lezers van Zeeland niet zaten te wachten
op meer voorbeelden en meer samenvattingen.
Peter Henderikx gaat er in zijn reactie zeer uitge
breid op in. Hoe informatief ook, het levert geen
nieuwe inzichtpunten, noch argumenten op.
3.
Het voorkomen van de Sueven in enkele vroeg
middeleeuwse teksten geeft wellicht aanleiding
om te stellen dat er zulke lieden hier aan de kust
korte of lange tijd gewoond hebben. Waar niet in
Europa? Ik ontken op dat punt niks: voor mij zijn
die Sueven met terugwerkende kracht welkom in
het Scheldebekken. Nog sterker: toponymica als
Zwevegem en Zwevezeele (in de buurt van Kort-
rijk) worden gerelateerd aan die Sueven en dat
lijkt aannemelijk.
4.
Als men overtuigd is van het feit dat (sommige)
voormalige kustbewoners Sueven waren, dan is
het zeker niet gek dat men de vraag stelt of de
woorden Zeeuws en Suevi taalkundig iets met
elkaar te maken hebben. Er is echter in ruim twee
eeuwen historische taalkunde voor zover bekend
geen taalwet, geen klank- of vormregel geformu
leerd die de woorden Zeeuws of Zeeuw van Suevi
of verwante vormen overtuigend en dwingend
kan afleiden. Natuurlijk wist Gysseling dat ook,
anders had hij wel een sluitende redenering gele
verd. Nu deed hij een beroep op een hulpcon
structie, op herinterpretatie en onduidelijke ana-
logiegevallen. Ik zie daarom ook niets in
Henderikx' oproep aan het slot, nog afgezien van
het feit dat ik die slotzin niet kan verbinden met
zijn informatie over het gebruik van woorden als
Zeeuws en Zeeuwen van de dertiende tqt de
zeventiende eeuw.
5.
Twee korte relativerende opmerkingen over de
Sueven zelf. De informatie van Tacitus is grofweg
uit de eerste eeuw. De informatie over de Rijnpas
sage van de Sueven is uit de vroege vijfde eeuw,
de andere teksten worden gedateerd tussen de
zesde tot de vroege negende eeuw. De vraag is of
het in al die eeuwen en teksten steeds over
dezelfde mensen gaat en over dezelfde locaties,
met andere woorden of de betekenis en de refe
rentie identiek zijn. Dit soort teksten hebben
bovendien vaak meer functies gehad dan het
doorgeven van historische feiten.
Ten tweede valt op hoe Peter Henderikx met
recht en reden spreekt van "zou kunnen", "goed
Het Zeeuws en de Zeeuwen
101