Zeeland 22.3 Drie eeuwen vlasteelt en vlasverwerking in Zeeland Willem van den Broeke In de laatst verschenen, gezaghebbende studie van de Zeeuwse landbouw wordt vrijwel geen aandacht besteed aan de vlasverbouw in Zeeland.2 Dat is opmerkelijk, omdat in de twee voorafgaande - eveneens gezaghebbende - studies de vlasteelt afzonderlijk wordt behandeld.3 De oorzaak daarvan moet wellicht gezocht worden in de relatief geringe bijdrage die de vlasteelt leverde aan het bruto regionaal product. Een vraag waar Priester vooral in geïnteresseerd was. Traditionele land- bouwhistorici als Boerendonk en Bouman toonden primair belangstelling voor de specifieke land bouwmethoden. Hoe het ook zij, de vlasteelt in Zeeland dateert van lange tijd terug. Twee gebieden Tot het midden van de vorige eeuw was de vlas teelt in Zeeland geconcentreerd in twee duidelijk te onderscheiden gebieden: Schouwen-Duiveland (met Dreischor als middelpunt) en Oost-Zeeuws- Vlaanderen (met Koewacht als centrum van bedrijvigheid). Deze beide regio's zijn niet alleen geografisch gemakkelijk af te bakenen, er was ook een fundamenteel verschil tussen de vlascul tuur op Schouwen-Duiveland en die in Zeeuws- Vlaanderen. De vlascultuur op Schouwen-Dui veland beperkte zich in hoofdzaak tot de productie van vlas. Het Zeeuwse vlas dat deze regio voortbracht werd door Rotterdamse vlas handelaars opgekocht en via Rotterdam en Dor drecht naar Engeland, Frankrijk, Ierland en Schotland geëxporteerd. Een klein deel van het Schouwse vlas werd in Dreischor en Burgh- Haamstede verwerkt. Het industrieterrein in de laatstgenoemde plaats dankt er zijn naam aan: de Roterij. Ook het in Zeeuws-Vlaanderen geteelde vlas vond zijn weg naar het buitenland, maar er bestonden duidelijke verschillen met Schouwen- Duiveland. In de eerste plaats - en dat lag gezien de geografische ligging uiteraard voor de hand - vond de export plaats naar het nabijgelegen Bel gië. In de tweede plaats - en dat is een veel fun damenteler verschil - betrof het hier de export van een halffabrikaatde zwingels. In Zeeuws- Vlaanderen vonden de primaire bewerkingen van het vlas in de regio plaats. Op beperkte schaal gebeurde dat ook wel op Schouwen, maar niet in de omvang zoals dat zich in de omgeving van Koewacht en Sint Jansteen voltrok. (Ook Eede was een centrum van vlasteelt en vlasverwer king, inclusief een eigen vlassersschool.) Het beste bewijs voor het belang van de Zeeuws- Vlaamse vlasteelt en vlasverwerking is de oprich ting in 1938 van een coöperatieve warmwater- roterij in Koewacht. Het op Schouwen verbouwde vlas werd in de in 1920 opgerichte Coöperatieve Vlasfabriek Din- teloord te Steenbergen bewerkt. De gangbare ver klaring voor deze gang van zaken is de afwezig heid van zoet water op Schouwen-Duiveland. Brak water leent zich niet voor effectief roten. Zoet water was wel voorhanden in de op een zandrug gelegen dorpen Koewacht en Sint Jan steen. Diezelfde redenering zou ook de verklaring zijn voor het ontbreken van beetwortelsuikerfa brieken in Zeeland (met - opnieuw - als uitzon dering Sas van Gent, dat eveneens op een zand rug was gelegen). Op die redenerin valt overi gens wel het een en ander af te dingen.-In de dui nen van Schouwen en met name in de omgeving van Burgh-Haamstede was immers voldoende zoet water aanwezig en voor de du nen op Wal cheren gold hetzelfde. Hoewel in B irgh een rote rij heeft bestaan, stelde die niet veel voor en op Walcheren zijn nooit beetwortelsuikerfabrieken van de grond gekomen. Gemengde gevoelens Om de een of andere reden hebben vlas, de vlas teelt en de vlasbewerking altijd tot de verbeelding gesproken. Zowel binnen als buiten de agrarische sector geniet de vlascultuur de nodige bekend heid. In het normale spraakgebruik zijn daarvan overtuigende bewijzen te vinden. De uitdrukking "op iets vlassen" brengt volgens Van Dale onder woorden, dat men met gespannen verwachting, sterk verlangend of begerig naar iets uitziet. Aan Vlas in Zeeland 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 5