voor het grootste deel naar Vlaanderen, en dat
van de eilanden werd in Rotterdam ter markt
gebracht.13
Verhuurovereenkomsten
In de laatstgenoemde periode bestonden er drie
systemen van verhuurovereenkomsten tussen de
Zeeuwse vlasverbouwers en de Vlaamse of Zuid-
Hollandse opkopers (vlassers): Sint-Jansberaad,
stikstavast en halve rekening.
Verhuur van vlasland op Sint-Jansberaad
kwam het meest voor. Bij dit systeem zorgde de
boer tegen een vooraf bedongen huur voor het
ploegen en de verdere bewerking van het land.
Het zaad werd gewoonlijk door de vlasser gele
verd. In de loop van de winter - gewoonlijk eind
december - en eind maart betaalde de vlasser zijn
huur in twee termijnen, met het recht tegen Sint
Jan (24 juni) te beslissen of hij het te velde
staande gewas wel of niet wilde oogsten. Wilde
de vlasser het vlas hebben, dan waren alle ver
dere kosten voor zijn rekening; mislukte het
gewas, dan kon hij er afstand van doen en aan de
boer de keuze laten het onder te ploegen of nog
eens af te wachten wat ervan terecht zou komen
(voor risico van de landverhuurder).
Bij het systeem van stikstavast huurde de
vlasser een stuk vlasland tegen een vaste prijs en
zorgde zelf voor de bewerking van de grond en
alle verder voorkomende werkzaamheden, met
inbegrip van het oogsten. Gewoonlijk had de ver
huurder echter de verplichting het gedroogde vlas
naar de haven te brengen.
Halve rekening was het systeem waarbij de
verhuurder een geploegd stuk vlasland ter
beschikking stelde, terwijl de huurder voor leve
ring van het zaad, het wieden, het oogsten enzo
voort zorgde. Zij spraken daarbij af de opbrengst
te delen.
De gunstige ontwikkeling van de vlasver-
bouw aan het eind van de achttiende eeuw kreeg
aanvankelijk een nieuwe impuls in de Napoleon
tische tijd. De inlijving bij Frankrijk en het conti
nentaal stelsel belemmerden weliswaar de export
van onbewerkt vlas, maar daar woog het posi
tieve effect van een sterk verminderde import
van katoen ruimschoots tegenop. De vlas- en lin
nenindustrie in Vlaanderen profiteerden van het
wegvallen van de buitenlandse concurrentie.
Deze ontwikkeling had op haar beurt ook een
positieve invloed op de Zeeuwse vlascultuur. Na
de Franse overheersing brak een periode aan met
scherpe fluctuaties in de omvang van de vlaspro
ductie. Daarvoor waren in hoofdzaak de prijsont
wikkelingen van de overige handelsgewassen
(met name graan en meekrap) verantwoordelijk.
De negentiende eeuw
In de periode 1820 tot 1850 traden er sterke
schommelingen op in de omvang van het land
bouwareaal dat gebruikt werd voor de verbouw
van vlas. Hoge graanprijzen leidden tot een
inkrimping van het met vlas bebouwde oppervlak
aan landbouwgrond, terwijl lage graanprijzen
juist de aanleiding vormden tot een uitbreiding
van de vlasteelt. Om die reden breidde de vlas
teelt zich in de jaren dertig sterk uit en bereikte
in 1837 een voorlopig hoogtepunt. In de daarop
volgende periode volgde een inkrimping door een
sterke prijsdaling, die het gevolg was van het
wegvallen van de export naar Engeland. Boven
dien waren in die periode de prijzen van andere
handelsgewassen relatief hoog. Die neergaande
tendens duurde tot omstreeks 1850; kort daarna
volgde een opmerkelijk herstel. In het jaarverslag
van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (ZLM)
over 1853 is sprake van vlasland, dat "hooge, ja
zelfs bovenmatig hooge huren" opbrengt.14 De
oorzaak was de sterk verminderde aanvoer van
ruwe katoen uit de Verenigde Saten als gevolg
van de Burgeroorlog. Het einde van de Ameri
kaanse Burgeroorlog betekende op nationaal
niveau omstreeks 1870 het begin van een nieuwe
periode van inkrimping. In Zeeland duurde de
expansie van de vlasverbouw echter voort tot
1890. De oorzaak daarvan was de in verval
geraakte meekrapteelt. De verbouw van vlas bood
tijdelijk soelaas. Na 1890 trad ook in Zeeland een
forse daling op, die tot 1900 voortduurde. Vanaf
dat jaar zette een duidelijk herstel in (tot 1910).
Deze periode met sterke fluctuaties in de vlasteelt
vormde voor de ZLM aanleiding zich intensief
met de verbouw van dit handelsgewas te
bemoeien.
Reeds in 1846 - slechts enkele jaren na de
oprichting - gaf het hoofdbestuur van de ZLM
een handleiding uit "nopens de verbouwing, de
eigene roting en de bereiding van vlas."15 Daarin
drong de Maatschappij er vooral op aan de berei
ding zelf ter hand te nemen, in verband met de
88
Vlas in Zeeland