vervolg Reisverslag Semper Idem
Rammekens, Vlissingen en Middelburg
Na de lange uitweiding over de etymologie van
de naam Nehalennia beschrijft Francois Fiovius
hoe ze via Oostkapelle en Serooskerke terugreden
naar Veere. In Veere werden de kerk en het stad
huis bekeken en een uitgebreid diner genuttigd,
waarna men zich te rusten legde. De volgende
dag, vrijdag 9 juli, vertrok het gezelschap om vijf
over half acht richting Middelburg waar, na
alvast in The English House de lunch besteld te
hebben, koers gezet werd richting fort Ramme
kens, waarvan Hovius de geschiedenis braaf
noteert:
"'/4 over 9 arriveerden wij voor 't berugte kas
teel Rammekens of Zeeburg, waarin een klijn
detachement soldaaten uit Vlissingen legt, die
alle weeken verwisselt worden, maar een Lieute
nant die er commandeert heeft hier altoos zijn
woonplaats. 1547 heeft men aan dit kasteel tot
beveiliging van Zeeland beginnen te werken, en
Maria Koningin van Hongarije, zuster van Carel
V die het op bevel van deeze haare broeder liet
stigten, gaf er, wanneer zij het kwam bezigtigen
den naam van Zeeburg aan. Men heeft er bijna 10
jaaren aan gearbeid, en de kosten die niet net te
bepaalen is hebben na gissing wel f70000 belo
pen, dat voor die tijd een vrij groote zom is.
1556 is Keizer Carel V van hieruit Nederl. naar
Spanjen vertrokken. 1573 wierd dit kasteel door
de Prinsgezinden ingenomen om 1585 met Vlis
singen verpand aan Elisabeth, Koningin van
Engeland, maar is 1616 onder de regeering van
Jacobus I door de vlijt van Oldenbarneveld
wederom van 't pandschap ontslagen."
Na het bezoek aan het fort Rammekens ging
de tocht verder richting Vlissingen. Hier werden
het 's lands Arsenaal, de haven met de dokken en
de oorlogsschepen die er voor anker lagen, de
Oostkerk en het stadhuis bekeken. Droogjes merkt
Francois op dat voor het stadhuis "een ijzere
draaikooi" stond met hoeren erin.
Om half drie was het gezelschap terug in Mid
delburg waar in The English House de die och
tend bestelde lunch werd genuttigd. Na de lunch
bezichtigde men in Middelburg de anatomische
kamer, de abdij, de Staten van Zeeland en het
stadhuis en ging de groep vervolgens weer aan
boord om koers te zetten richting Zierikzee.
Zierikzee
Na in Zierikzee de kerk gezien te hebben, werd er
nog een bijzondere visite afgelegd bij de beroemde
arts en wetenschapper Job Baster (1711-1775).9
"De heer Baster is een zeer geleerd heer en
vooral zeer ervaren in de natuurlijke historie, zijn
ed is lid van de Keizerlijke, Koninglijke, Engel-
sche, Hollandsche en Zeeuwsche maatschappijen.
"In de zijkamer stont een glaaze klok met
water van agteren met papier beplakt, waarin
eenige goudvisjes zwommen, hetwelk aangenaam
was om te zien.
"In de andere zijkamer was een fraai grotwerk
door den hr Baster zelfs gemaakt, dhr Baster door
zijn beroep verhindert zijnde met ons naar den
tuin te gaan liet ons den sleutel geven. De tuin is
in de stad en is vrij groot. Deeze tuin is Zonhof
genaamd. Wij zagen hier met veel vermaak
honderden van goudvischjes hetwelk een fraai
gezigt is. Deeze vischjes die uit China en Japan
komen, worden aldaar in zeer groote agting
gehouden en King-ijn genaamd. Dezelfde worden
hier veel grooter als in China en Japan, alwaar zij
niet veel langer zijn als een vinger, daar zij hier
wel 10 a 12 duimen lang worden. De eerste zijn
1728 in Engeland gebragt, waarna er verscheide
overgezonden zijn, en 1753 of 1754 zijn er eenige
in Holland gekomen op de buitenplaatsen Zorg
vliet en den Hartenkamp, dog zij zijn alhier niet
voorgeteeld. In het laatst van 't jaar 1758 kreeg
de heer Baster 12 van deeze vischjes uit Engeland
welke gestorven zijn. Maar in 't jaar 1759 en 1760
kreeg gem. heer er wederom 16 van welke alle de
overige voorgeteelt zijn, zoo dat de heer Baster de
eerste is geweest in Nederland, bij wien deeze
vischjes voortgeteelt zijn. Deeze vischjes zijn zeer
verschillende van couleur, de meeste zijn goud
geel, en blinkend rood, zommige wit als zilver,
andere bleek goudgeel, eenige zwart en veele
gevlakt. Zij zijn alle eerst zwartagtig, en veran
deren vervolgens allenskens van couleur.
"Dhr Baster is van gevoelen, dat het geen ver
schillende vischjes zijn alhoewel zij een diffe
rente couleur hebben, maar zijn ed. houd het voor
een speeling in de natuur, die door vermenging
van twee of driederlij soorten alle de anderen
voortbrengt. Deeze vischjes zijn zoo mak, dat zij
't brood uit onze handen opaten, en tusschen de
vingers weghaalden. Wanneer men hun eeten
geeft komen er bij honderden booven."
Reisverslag
149