Zeeland 22.4 Zeeland in het tijdsgewricht 1700-1850: oude luister, nieuw elan Jeanine Dekker Zeeland in het tijdvak 1700-1850 kent vele gezichten en Zierikzee - de stad waar we voor de presentatie van het derde deel van de Geschiedenis van Zeeland te gast zijn - belichaamt ze allemaal. Zierikzee maakte als eerste van de drie grote Zeeuwse steden de heftige economische en demo grafische neergang mee die dit tijdvak mede bepaalden. De Gasthuiskerk werd in het midden van de zeventiende eeuw nog uitgebreid omdat de stad groeide. Hoe treffend is het dat het stadsbe stuur toen besloot de uitbreiding van de kerk te combineren met de bouw van een beurs, zodat er vlakbij de haven een ruimte kwam waar handelaren beschut tegen de regen zaken konden doen. Honderd jaar later - in het midden van de achttiende eeuw - werd het in Zierikzee een stuk rustiger. De koopvaardij en visserij vielen stil, de bevolking trok weg. In de tweede helft van de achttiende eeuw zou Zierikzee maar liefst 40 pro cent van zijn inwoners verliezen. Daarentegen bloeide het nabijgelegen platteland op. De land bouw floreerde en rijke boeren die daarvan profi teerden, bezetten machtige posities in het lokaal bestuur. Ze namen volop deel aan het culturele debat en lieten zich in politiek opzicht evenmin onbetuigd. Verval én bloei Hoe is het Zeeland vergaan na de welvaart en economische bloei die de zeventiende eeuw had gebracht? Het is gevaarlijk om het tijdvak 1700- 1850 steeds af te zetten tegen de succesvolle eeuw die eraan voorafging. In dat geval beheerst ver val ons beeld. En verval was er ook. Verval van het politieke en militaire aanzien dat de Repu bliek - en Zeeland in haar kielzog - wereldwijd had genoten, verval als economische neergang, armoede, criminaliteit, grote zuigelingensterfte en scherpe sociale tegenstellingen. Maar het tijdvak 1700-1850 was tegelijkertijd de periode van een bloeiende landbouw, van de opkomst van het platteland, de burgerij, de katholieke kerk, van beginnende democratie en een nieuwe Zeeuwse identiteit. Het was ook een tijdvak waarin de basis werd gelegd voor een nieuw bestuur en nieuwe politieke verhoudingen. Daaraan gingen politieke onrust en een fluwelen revolutie vooraf. Staats-Vlaanderen werd in 1794 bezet door de Fransen, op de Zeeuwse eilanden voltrok zich een jaar later de Bataafse Omwente ling. In 1810 werden ook deze gebieden bij Frank rijk ingelijfd. Enkele jaren daarna kwam de staat kundige inrichting van ons land tot stand zoals we die nu nog kennen. In 1813, dit jaar tweehon derdjaar geleden, werd Nederland een constituti onele monarchie en trad een Oranjevorst aan. De laatste Fransen vertrokken begin 1814 uit Zee land. Toen lag in Den Haag de eerste grondwet van het koninkrijk al klaar. Enige tijd later verga derden de Provinciale Staten van Zeeland voor het eerst in hun nieuwe samenstelling. Verandering van karakter Behoudzucht en vernieuwing, verval en welvaart, neergang en bloei gingen in die anderhalve eeuw hand in hand. De Zeeuwse samenleving maakte een ingrijpende transformatie door, waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag herkenbaar zijn. Ik zal bij een aantal aspecten stilstaan. Het grondgebied van de provincie werd in deze periode uitgebreid met het gebied ten zuiden van de Westerschelde. Dit gebied had in de mid deleeuwen bij het graafschap Vlaanderen gehoord en was na de Opstand bij de Republiek gekomen. Het grootste deel werd toen als een apart gebied - een Generaliteitsland - rechtstreeks bestuurd door de Staten-Generaal in Den Haag. Vandaar de toenmalige naam Staats-Vlaanderen. In 1794 werd het bezet door de Fransen en in 1814 bij de inrichting van het nieuwe koninkrijk toebedeeld aan de provincie Zeeland. Sinds die tijd spreken we van Zeeuws-Vlaanderen. Inmiddels was ook het economisch karakter van de provincie danig veranderd. De internatio- Toelichting op Geschiedenis van Zeeland, deel 3: 1700-1850, uitgesproken bij de presentatie van het boek in de Gasthuis- kerk te Zierikzee op vrijdag 25 oktober 2013. Zeeland 1 700-1 850 151

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 31