H. Notteboom schrijft 'Geschiedenis van de De Vlag Maldegem, cel Vader De Lille'. De Malde- gemse bevolking verzeilt in de Tweede Wereld oorlog voor een groot deel in de collaboratie. De Maldegemse afdeling van de Vlaams-Duitse Arbeidsgemeenschap (De Vlag) - hevig Duitsge zind - staat onder leiding van dokter Eugeen De Lille, die zich al voor de oorlog politiek en maat schappelijk inzet voor Maldegem. De auteur geeft een uitgebreide biografie van De Lille. Hij is zeer anti-militaristisch, een Vlaams nationalist in hart en nieren en ambitieus en heerszuchtig. Na de biografie bespreekt de auteur de oprichting van De Vlag in 1935/'36 in Leuven, een groepje Vlaamse en Duitse intellectuelen die voorname lijk culturele contacten onderhouden. Na de Duitse inval in 1940 proclameert De Vlag onvoorwaardelijke trouw aan de Führer, wil de nationaalsocialistische wereldbeschouwing ver spreiden en de Groot-Germaanse Rijksgedachte hooghouden. Hitier wordt geprezen omdat Vla mingen straks bij het grote Duitse Rijk zullen horen en de arbeiders wordt verteld dat ze tot een bijzonder ras behoren. Begin september 1944 ver trekt De Lille naar Duitsland. Hij wordt opgepakt door de Amerikanen maar door zijn medische ervaring en zijn kennis van Duits en Engels lukt het hem bij hen in dienst te blijven tot 1949, waarna hij zijn naam verandert in Moritz van Wooren. Hoewel hij veroordeeld wordt tot de doodstraf blijft hij ongestraft in Duitsland wonen waar hij in 1992 overlijdt. Het jaarboek Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen (2012) bevat een artikel van P. de Win: 'Het Mechelse houten paard als strafinstrument in zijn rechtshistorische context geplaatst'. In veel Europese landen was de straf, het te kijk gezet worden voor iedereen op een houten paard, vanaf de zeventiende eeuw in gebruik. Het was in beginsel een militaire straf voor gewone soldaten, die opgelegd kon worden aan degenen die zich aan bepaalde misdrijven schuldig hadden gemaakt: ongedisciplineerdheid, baldadigheid of kleine diefstallen. Een uitbreiding van deze straf naar vrouwen die zich met soldaten inlieten, was blijkbaar ook gebruikelijk. Zo werd bijvoorbeeld in Zeil in Duitsland in 1687 een vrouw die met een reeds getrouwde soldaat een huwelijk was aangegaan, drie uur te pronk gezet en daarbij elk halfuur met zes emmers water overgoten. Het toestel stond meestal op een publieke plaats opge steld, bij voorkeur op de grote markt van een stad, soms ook op de binnenplaats van een kazerne. Naast een schandstraf was het ook een lijfstraf. De scherpte van de houten rug, de onge makkelijke houding, de duur van de tepronkstel- ling, en dan nog vaak de gewichten die aan de voeten werden gebonden om de pijn te vergroten, dat alles zal vast geen pretje geweest zijn. Het enige houten paard dat in België bewaard geble ven is, staat in het Stedelijk Museum te Mechelen. In Nederland vinden we nog een exemplaar in het Stedelijk Museum van Gouda. Verder artikelen over de bestrijding van de crisis in de Mechelse lakenindustrie begin zes tiende eeuw, een vergelijking van de stadsreke ningen van Antwerpen en Mechelen uit de jaren 1530-1531, en de oprichting van het oude Karme lietessenklooster in Mechelen. In 'Een historie van naaldje tot draadje: groepsportret van Mechelse kleermakers in Philadelphia geïdentificeerd' (B. Wolters van der Wey) volgen we de zoektocht naar de identiteit van een groep mannen op een schilderij in het museum te Philadelphia, waarvan niet duidelijk was wie de schilder en de geportretteerden zijn. De auteur situeert het portret in zijn originele habitat en schetst de wijze waarop het waar schijnlijk in de Verenigde Staten terechtgekomen is. Na onderzoek wordt het toegeschreven aan de Mechelse kunstenaar Lucas II Franchoys (1616- 1681) en blijken de geportretteerden bestuursle den van het Mechelse kleermakersgilde. Aanwinsten 159

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2013 | | pagina 39