danig aan te passen dat het alsnog aan de
financiële randvoorwaarden zou voldoen. Boven
dien moest er nog een probleempje met de stad
Amsterdam worden opgelost. De gemeentelijke
schoonheidscommissie was namelijk niet positief
over het ontwerp. Jhr. mr. Victor E.L. de Stuers
werd gevraagd te bemiddelen in dit conflict. De
Stuers, destijds invloedrijk lid van de Tweede
Kamer, was een groot voorstander van Van Nieu-
kerkens architectuur en dat had tot gevolg dat het
college van burgemeester en wethouders het
advies van de schoonheidscommissie negeerde.
De hele commissie stapte vervolgens op en
maakte daarmee de weg vrij voor de realisatie
van het nieuwe onderkomen voor het Koloniaal
Instituut.
Johan van Nieukerken overleed voordat het
aangepaste ontwerp gereed was, maar zijn zoon
Marie zette het werk voort. Gedurende de eerste
jaren van de Eerste Wereldoorlog werd er niet
gebouwd, maar in 1916 pakte men de draad weer
op. Pas in 1926 zou de bouw af zijn, tegen een
totaalbedrag van maar liefst zes miljoen gulden.
Wat dat betreft past het instituut in een lange rij
publieke werken die veel meer tijd en geld kostten
dan vooraf was berekend. Op 9 oktober 1926
werd het Koloniaal Instituut geopend door konin
gin Wilhelmina. Zij had blijkbaar minder proble
men met het 'katholieke' en onsamenhangende
bouwkunstige geheel dan haar vader; diens
opvattingen over soortgelijke architectuur had
den veertig jaar daarvoor nog geleid tot het wei
geren van de openingshandeling van het Rijks
museum.
Bureau
Johannes Jacobus van Nieukerken werd op 22
februari 1854 in Middelburg geboren in het kleine
katholieke gezin van huisschilder Adriaan van
Nieukerken en Catharina de Konink. Omdat zijn
vader door loodvergiftiging niet langer kon wer
ken, trad Johan al op jeugdige leeftijd in dienst
bij achtereenvolgens de Rijksdomeinen en Rijks
waterstaat in Middelburg. Enkele jaren later werd
hij overgeplaatst naar Utrecht. Hij bekwaamde
zich zo goed en zo kwaad als het ging op eigen
houtje in de bouwvak. Na zijn huwelijk op zijn
23ste met de Middelburgse Laurine Kuiler ging
hij werken bij de Rotterdamsche Handelsvereeni-
ging en een jaar later kwam hij in de leer bij Isaac
Gosschalk in Amsterdam, een in die tijd bekende
architect. Daar leerde hij Victor de Stuers kennen,
wiens belangstelling hij wist te wekken. De
Stuers was op dat moment staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en had Kunsten en Weten
schappen in zijn portefeuille. Toen De Stuers een
jaar later het instituut Rijksbouwmeester herijkte
en Jacobus van Lokhorst in die functie benoemde,
ging Van Nieukerken bij deze Van Lokhorst wer
ken. Daar leerde hij zich de typische Hollandse
renaissancestijl, die ondertussen door Pierre
Cuypers en De Stuers tot overheidsstijl was ver
heven, goed eigen te maken. Bij Van Lokhorst
ontwierp hij onder andere de - helaas gesloopte -
Rijksleerschool in Middelburg.
Van Joh. van Nieukerkens latere creaties zijn
het provinciaal, stads- en academisch ziekenhuis
in Groningen (1895), de marinekazerne Willems
oord (1899) in Den Helder, het oude Shellgebouw
(voorheen Bataafsche Petroleum Maatschappij) in
Den Haag (1910-1913), het landgoed Duin en
Kruidberg (1907-1909) in Santpoort - in opdracht
van eerder genoemde J.Th. Cremer - en het kan
toor van de Nederlandsche Handelsmaatschappij
in Den Haag (1919-1926) - waarvan Cremer de
directeur was - het meest bekend geworden.
Door de talloze contacten in de Nederlandse
bouwwereld kende het architectenbureau van
Van Nieukerken een grote bloei. Twee van Johan
nes' zoons, Marie en Johan jr., beiden terdege
opgeleid aan de ambachtsschool, deden hun
intrede in het kantoor, dat daarmee een echt
familiebedrijf werd; het werd pas met het overlij
den van Marie in 1963 opgeheven.
Maar niet alleen de hooggeplaatste cliëntèle
was de reden van het succes van Van Nieukerken,
ook de keuze voor de bouwstijl droeg daar in niet
geringe mate aan bij. De familie Van Nieukerken
kan gerust beschouwd worden als wat late repre
sentanten van de architectuurkenners en -beoe
fenaren die zich in de grote discussie aan het
eind van de negentiende eeuw voorstander
betoonden van een eenvoudige nationale, dus
Nederlandse architectuur. Die discussie had haar
hoogtepunt gevonden in het debat rondom de
keuze voor het ontwerp van Pierre Cuypers voor
het nieuwe Rijksmuseum in Amsterdam. Onder
stevige publieke en collegiale druk had Cuypers
het neogotische ontwerp waarmee hij de prijs
vraag had gewonnen moeten wijzigen in het hui
dige neorenaissancegeheel, omdat dit beter zou
126
Architect J.J. van Nieukerken