niet volledig. Zo ging Pieter Wisse er met zijn
gezin naartoe. Wisse woonde in Zaamslag. Ver
moedelijk is hij in het kielzog van ene Willem
van den Berghe naar Roeselare gegaan. Die Van
den Berghe (geb. 1831) woonde in Terneuzen en
verhuisde met zijn vrouw Margaretha Wisse (geb.
1833) en hun vijf kinderen. Willem van den
Berghe was schoenmakersknecht, maar werd in
Roeselare arbeider op een textielfabriek. De fami
lierelatie tussen Wisse en Van den Berghe is zo
duidelijk dat de conclusie dat gezinnen en fami
lies kennelijk samen besloten de textielbedrijven
én de protestantse gemeenschap van Roeselare te
gaan versterken, voor de hand ligt.
Een zelfde conclusie dringt zich op bij de
komst van Jacob Westerweel in december 1880 in
Roeselare. Westerweel, een koewachter uit Sluis,
was getrouwd met Susanna Smits (volgens Roese
lare) of De Smit (volgens Sluis). Ze waren niet
eens zo jong meer toen ze gingen: Jacob was 59
en zijn vrouw was 56 jaar. Ze gingen met drie
kinderen: Samuel, Daniël en Maria, een vroom
stel namen in ieder geval. Hun dochter Susanna
was met haar man Jacob Bourson uit Sluis een
halfjaar eerder (juli 1880) in Roeselare aangeko
men. Susanna's zuster, Janneke, en haar broers
David en Cornelis, allen afkomstig uit Sluis, gin
gen met het jonge paar mee. De hoofdbewoner
Bourson, van huis uit hovenier, werd in Roeselare
"ouvrier de fabrique"hij zal dus eveneens werk
gevonden hebben in de textielnijverheid. Susanna
staat trouwens te boek als werkmeid bij Tant. Ook
de oude vader Jacob Westerweel ging werken op
diens fabriek. Een jaar na zijn komst overleed hij.
Zijn weduwe Suzanna keerde daarop terug naar
Sluis.
Hoewel de meeste Roeselaregangers uit
Zeeuws-Vlaanderen afkomstig waren, kende ook
overig Zeeland in deze periode zijn emigranten
naar die plaats. Ze vonden zonder uitzondering
werk op de fabrieken van Tant of in zijn woning,
en werden lid van de protestantse gemeenschap,
waarbij ook nog enkele baantjes te vinden waren
(koster, in het schooltje, bij de predikant). Ook
arbeidskrachten uit enkele andere Vlaamse plaat
sen, met name uit protestantse gemeenten, kwa
men in Roeselare werken. Zo kwamen er ver
schillende personen uit de protestantse enclave
Sint-Maria-Horebeke.1
Wat was er in Roeselare eigenlijk aan de hand
waardoor zoveel Zeeuwen daarheen gingen? Eerst
Henri Tant (Roeselare, 3 juni 1844 - Roeselare, 20 juli 1927),
textielfabrikant, vrijmetselaar en stichter van de protestantse
gemeenschap. Foto Stedelijk Archief Roeselare.
iets over de relaties tussen Zeeland en de protes
tantse gemeenschappen in Vlaanderen in de
negentiende eeuw.
In Roeselare
Het economisch leven van Roeselare bestond tra
ditioneel hoofdzakelijk uit kleinschalige textiel
nijverheid waarin wol en vlas werden verwerkt.
In die achttiende eeuw maakte het thuiswerk
langzaam plaats voor het industrieel atelier. Pie
ter Jacobus Tant, de grootvader van Henri Tant
bij wie zoveel Zeeuws-Vlamingen kwamen wer
ken, richtte in 1747 in Roeselare het eerste weef
werkhuis met twaalf getouwen op. In 1767 startte
een andere ondernemer een "servietten-weverij".
Na de val van Napoleon in 1815 werden de voor
malige Oostenrijkse Nederlanden bij het Konink
rijk der Nederlanden gevoegd. De economie
bloeide. Wegen werden aangelegd en kanalen
gegraven. De huisnijverheid maakte in toene
mende mate plaats voor ateliers, werkplaatsen en
kleine fabrieken.
Nadat België zich in 1830 had losgemaakt van
Zeeuwse emigratie naar Roeselare
13