het Koninkrijk der Nederlanden, ging het de nieuwe staat op economisch gebied niet voor de wind. In Roeselare en omgeving hadden de huis wevers en de thuiswerkers door de opkomst van de mechanische getouwen in de ateliers weinig te doen. De handel met Nederland was weggevallen 9. kouiers l.e Canal Rousaclare. De Vaart Het eerste schip voer de haven van Roeselare in 1872 binnen. Foto ca. 1900. Foto Stedelijk Archief Roeselare. en nieuwe afzetgebieden waren er nog niet. In het midden van de negentiende eeuw kwam daar nog de economische depressie bij met een verarmd platteland, veroorzaakt door cholera, aardappel ziekte en mislukte oogsten. Roeselare deed pogin gen om het tij te keren. In 1844 richtte het stads bestuur een weefhuis op waar jongeren de stiel konden leren. Meisjes werkten als dienstmeid bij de burgerij. Anderen klosten thuis kant voor de handelaars. In 1846 moest meer dan een kwart van de ongeveer tienduizend inwoners van Roeselare ondersteund worden. Sommigen zagen geen uit weg meer en trokken weg. De seizoensarbeid in Noord-Frankrijk was vanaf 1850 een van de wei nige mogelijkheden om geld te verdienen. Ande ren emigreerden. De aanleg van de spoorlijn Brugge-Roeselare- Kortrijk bood arbeiders uit de regio werk. Via het spoor kreeg Roeselare rechtstreekse verbinding met Brugge en Kortrijk (1847), leper (1868) en Menen (1889). Van 1862 tot 1872 werd een kanaal gegraven van Roeselare naar de Leie. Het kanaal zorgde voor nieuwe industrieën. De Roeselaarse ondernemers beseften dat nieuwe tijden waren aangebroken. Er werd nu volop gemechaniseerd. De eerste mechanische garenspinnerij was al actiefin 1842. Ze werd in 1852 gevolgd door een mechanische weverij en in infrastructuur nodig. Zo werden er bassins gegraven om de textielververijen en stoommachi nes van water te voorzien. Behalve in de havenbedrijven en de textielfa brieken kon de arbeidende bevolking van Roese lare rond 1870 ook nog terecht in zes brouwe rijen, een azijnfabriek, acht bleekblauwfabrieken, drie steenbakkerijen, vier steenhouwerijen, een brandewijnstokerij (Rodenbach), zes huidenvette- rijen, twee zeepziederijen, twee ijzer- en koper gieterijen, bij vier boekdrukkers, drie werktuig makers, vierentwintig cichoreidrogers, drie olieslagers, een zoutziederij en een mechanische molen. Roeselare was tijdens de belle époque een stad in expansie. Het aantal inwoners steeg van 10.000 in 1850 naar 23.000 in 1900. Roeselare had zich ontwikkeld van een agrarisch stadje naar een industrieel centrum. Zeeland en de Olijfberg Dat de Reformatie in de Lage Landen in de zes tiende eeuw in Vlaanderen begon, is algemeen bekend. Het is in historische overzichten uitvoe rig beschreven, inclusief de emigratie naar het noorden. Door de inquisitie en de emigratie werd het zuiden een katholiek gewest. Niettemin bleef op enkele plaatsen een kleine protestantse 1858 door een mechanische linnenweverij. Daar naast ontstonden nieuwe op de textielindustrie gerichte bedrijfjes: schietspoelmakerijen, smede rijen en metaalbedrijven, stoommachinerieën, drogerijen, blekerijen, ververijen. Toepassing van de stoommachine maakte vernieuwing van de telers. HJtel de Villa et Convent Feys, Cwfïrnra-Edit Het oudste deel van het stadhuis dateert uit 1770. Foto ca. 1900. Foto Stedelijk Archief Roeselare. 14 Zeeuwse emigratie naar Roeselare

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 16