gemeenschap bestaan, 'onder het kruis' zoals het
heette. Deze schaarse protestanten werden geeste
lijk gevoed en materieel gesteund door geloofsge
noten in het noorden. De vier classes van de
Zeeuwse kerken speelden daarin een bijzondere
rol.2 In Vlaanderen was er in en na de Franse tijd
betrekkelijk weinig aandacht besteed aan nieuw
opgerichte kerkgemeenschappen in Vlaanderen,
zoals in Antwerpen, Kortrijk en Roeselare.3 Ook
wordt daarin weinig gezegd over de contacten
tussen Zeeland en de Vlaamse Olijfberg. Behalve
onder predikanten of andere kerkelijke lieden
Roonelare Fabriek Ccustemanl-Tanl.
'«ÏF Roulers fafirq.it Cousscment-Tant
ROESELARE. - Spunje-HoeK.
KOULERS Coin EnpagnoMO
De Spaanse Hoek, straat in Roeselare. In de Spanjestraat woonde Het fabriekscomplex van Tant in verval. Foto ca. 1900. Foto Ste-
Gerrit Roos. Foto ca. 1890-1900. Foto Stedelijk Archief Roeselare. delijk Archief Roeselare.
vrijheid van godsdienst. Niettemin bleven de
hechte banden tussen Zeeuws-Vlaamse en
Vlaamse kerkelijke gemeenten intact.
Veelal wordt tegenwoordig de protestantse
gemeente van Sint-Maria-Horebeke aangeduid als
de Vlaamse Olijfberg. Eigenlijk gebruikte men
sinds de Hervorming de term Olijfberg voor een
groepje bij elkaar liggende plaatsen met een kerk
'onder het kruis'. Ook andere protestantse kerkge
meenschappen werden wel met Olijfberg aange
duid. Zo sprak men van een Brabantse, zelfs van
een Waalse Olijfberg voor de kerken rond Rijsel
(Lille). De Zeeuwse kerken hebben zich vooral
gericht op de gemeenten in Vlaanderen. Uiteraard
waren ook in de negentiende eeuw de predikan
ten uit Nederland afkomstig, er was immers geen
opleiding in Vlaanderen. Van 1870 tot 1879 - de
tijd van de Zeeuwse emigratie - was J.H.C. Wage-
ner in Sint-Maria-Horebeke predikant.
Na de Belgische onafhankelijkheid verdween
voor de protestanten in Vlaanderen de organisa
torische relatie met de Nederlandse kerken. Pas in
1839 vormden zestien plaatselijke kerken de Bond
der Protestantse Evangelische Kerken in het
Koninkrijk der Belgen. Daarnaast werd er een
organisatie voor de zending opgericht, vooral
gericht op Franstalig België.
In de Nederlandse literatuur over de Vlaamse
protestantse kerken in de negentiende eeuw wordt
waren er op kerkelijk en persoonlij! vlak inten
sieve contacten met Vlaanderen. Dat blijkt bij
voorbeeld uit enige gegevens omtrent de eerder
genoemde Gerrit Roos.
De contacten van Gerrit Roos met Vlaanderen
zijn te vinden in zijn publicaties. Zi schrijft hij in
1863 in De Navorscher (pag. 174) dat er ooit in de
kerkelijke archieven van Sint-Maria-Horebeke
een belangrijk manuscript was. In De Navorscher
(1877, pag. 322) laat Roos zich uitvrerig uit over
de recent opgerichte protestantse gemeenschap
pen in Vlaanderen: "Bij de hervormde gemeenten
in Zuidnederland, die sedert de hervorming
bestaan, mag men nog voegen Roeselaere (Rou-
lers) en Kortrijk." In het vervolg van deze ontboe
zeming laat Roos duidelijk merken dat hij goed op
de hoogte is van de zending in Vlaanderen. Ook
daar stichtte hij een zendingsvereniging. In zijn
stukje zegt hij dat een textielfabrikant bij voor
keur protestantse werklieden in dienst neemt.
Die liberale fabrikant zal Roos' nieuwe brood
heer worden en de werkgever van de Zeeuwse
landverhuizers. Reeds in het begin van 1877 zijn
er in de bedrijven van Tant al achttien protes
tantse Hollanders en dan hebben we nog niet eens
Sara Lafeber uit Oostburg meegeteld, die op dat
moment bij hem als dienstbode werkte.4
Zeeuwse emigratie naar Roeselare
15