De achterzijde van de pakhuizen aan de Kinderdijk te Middelburg, gezien vanuit de Dokhaven. Foto J.W. Wind.
mens/ras was er om te heersen en de andere
mens/ras was meer geschikt om te dienen.
Bij De Raad vinden we nergens een onder
scheid tussen mensen waardoor er op enigerlei
wijze ongelijkheid tussen mensen en daarmee een
goedkeuring van slavernij en slavenhandel zou
kunnen ontstaan. De Raad hanteerde principieel
het begrip 'beeld Gods' voor ieder mens. De slaaf
was voor hem geen uitzondering. Doordat hij de
mens als een eenheid beschouwde, viel ook het
onderscheid tussen vlees en geest als twee tegen
overgestelde zaken weg. In het denken van G.
Udemans (1581 /'82-1649), predikant te Haam
stede en Zierikzee, speelde het onderscheid wel
degelijk een rol. In zijn handboek voor zeevaren
den, 't Geestlijek Roer van 't Coopmanschip
(1655), stelde Udemans dat er "vry in ongeloovi-
gen mag worden gehandelt om dat sy in sonden
leefen". Er was volgens hem een geestelijke en een
lichamelijke slavernij. Geestelijke slavernij was
door de zonde "dienst aan de duivel". De lichame
lijke slavernij is het gegeven dat men aan iemand
anders/iets met lichaam toebehoorde. Hij en vele
anderen (predikanten) zagen in deze vorm van
internationale handel een mogelijke leiding van
God om mensen die "leven in het duystere hey-
dendom in het heerlijk licht des evangelies" te
brengen. Het geestelijke kreeg door de scheiding
tussen geest en lichaam een hogere prioriteit,
waardoor slavenhandel een legitieme plek kon
krijgen. De zwarte mens, die in "de duisternis van
het heidendom" leefde, werd door de handel uit de
heidense onwetendheid verlost. Door de transat
lantische handel naar de Nieuwe Wereld (Ame
rika) kwamen de Afrikaners in aanraking met het
bevrijdend evangelie van het christelijk geloof.
Deze gedachte vormde voor veel kooplieden
en theologen een stevige vloer om de slavenhan
del te legitimeren, ondanks de kritische geluiden
van de kant van onder anderen G. Udemans. De
gedachte was voor de koopman Willem Usselincx
(1567-1647?) zelfs een belangrijk geestelijk motief
om de West-Indische Compagnie op te richten die
belast werd met de slavenhandel. Dat betekende
dat naar schatting elf tot twaalf miljoen slaven
uit Afrika onder erbarmelijke omstandigheden
24
Georgius de Raad en de slavenhandel