de voorbereiding en de succesvolle invoering in
1774 van de omstreden nieuwe psalmberijming.
Als we het boek doorbladeren constateren we
dat een aantal van de foto's te dof en te donker
overkomt, een gemis aan helderheid en spranke
ling. Dat is spijtig, want de indruk die een derge
lijk boek maakt hangt toch voor een belangrijk
deel af van de kwaliteit van de illustraties.
Tot slot een opmerking, eigenlijk geheel ter
zijde. Wij zijn nog altijd benieuwd naar het ant
woord op de vraag waarom na de Reformatie de
naam van de patroonheilige Maria Magdalena
altijd in de naamgeving van het gebouw bewaard
is gebleven.
Bovenstaande kanttekeningen zouden bij de
lezer gemakkelijk de indruk kunnen wekken dat
het boek niet de moeite waard is. Niets is minder
waar. De auteurs zijn er zeker in geslaagd om een
modern vormgegeven en goed leesbaar boek over
deze mooie kerk - met recht het gezicht van Goes
- te presenteren. Voor iedereen die iets heeft met
de Grote of Maria Magdalenakerk is het niet min
der dan een must om van dit boek kennis te
nemen.
Gerard J. Lepoeter
P. Stuart, Nehalennia van Domburg. Geschiedenis
van de stenen monumenten, 2 delen (tekstband
112 pp., afbeeldingen 176 pp.), Utrecht 2013,
ISBN 978-90-53454-63-3, 29,95
Twaalf jaar na het verschijnen van de twee delen
over de Nehalennia-altaren en beelden uit de
Oosterschelde bij Colijnsplaat (P. Stuart Et J.E.
Bogaers Nehalennia. Römische Steindenkmaler
aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat, Leiden
2001) heeft Stuart opnieuw twee delen gewijd aan
de 'Zeeuwse' godin. Onderwerp zijn dit keer de
strandvondsten bij Domburg uit 1647 en later,
waarmee de godin opnieuw bekend werd en de
moderne tijd betrad. Het is geen verrassing dat
Stuart deze vondsten, na de dissertatie van Ada
Hondius-Crone uit 1955 (The Temple of Nehalen
nia at Domburg, J.M. Meulenhoff, Amsterdam)
nogmaals aan de orde laat komen omdat hij hier
al eerder over publiceerde en in het publieksboek
dat volgde op de publicatie van 2001 (P. Stuart,
Nehalennia. Documenten in steen, De Koperen
Tuin, Goes 2003) daar al een flink hoofdstuk aan
wijdde. Hij kondigt daar bij wijze van spreken de
komst van de huidige boeken al aan door er op te
wijzen dat het boek van Hondius-Crone "voorals
nog de enige bruikbare publicatie van wat ons
rest van de Domburgse monumenten" is.
De boeken zijn een welkome aanwinst, zeker
voor de wetenschappelijk geïnteresseerden in de
Romeinse tijd en de Zeeuwse regio in die periode.
De opzet van de beide delen is ongeveer gelijk
aan die van de altaren bij Colijnsplaat: een tekst
band en een deel met afbeeldingen. Het tekstdeel
bevat de geschiedenis van de vondst en weder
waardigheden van de Domburgse altaren en een
overzicht van de onderzoekers die zich met de
altaren hebben beziggehouden, waarbij blijkbaar
plagiaat ook niet werd geschuwd. Naast hoofd
stukken over vorm en iconografie van de altaren
en beelden, de inscripties, de kerk van Domburg
als opslagplaats voor de gevonden Domburgse
stukken en een vergelijking tussen de altaren van
bij Domburg en bij Colijnsplaat, is het leeuwen
deel van de tekstband gewijd aan de catalogus
van de 46 items, waarvan 36 altaren en 6 beel
den. Deze catalogus is per stuk veel uitgebreider
dan de studie van Hondius-Crone, maar ook uit
gebreider dan de 'Colijnsplaat'-publicatie omdat
ook de geschiedenis en de bijbehorende, voor een
groot deel nog ongepubliceerde, bronnen zijn ver
werkt. De band met afbeeldingen is om dezelfde
reden ook bijzonder omvangrijk en maar weinig
kleiner dan het afbeeldingsdeel van 'Colijnsplaat'
met 330 objecten! Helaas ontbreken recente foto's
van veel stukken uit de collectie van het Zeeuws
Museum en zijn bijzondere details wel beschreven
maar zonder detailafbeelding: een gemiste kans
die niet te wijten is aan de auteur.
Regelmatig wordt verwezen naar en herhaald
uit de tekst van de eerdere 'Colijnsplaat'-publica
tie, maar dat is niet erg omdat veel nu ook ontslo-
36
Boekbesprekingen