ten is in het Nederlands. Nieuw is wel de lezing
van de unieke familienaam Mintarinius op altaar
8. In zijn interpretatie van de beide Zeeuwse tem
pelvindplaatsen blijft Stuart dicht bij het onder
werp van altaren en inscripties en is recente lite
ratuur op het gebied van religie in perifere
streken in de Romeinse tijd niet benut. Zo is het
niet uitzonderlijk dat een plaatselijke godheid
dezelfde macht werd toegekend als een god uit
het Romeinse pantheon. Zelfs in Zeeland is daar
van een voorbeeld gevonden, waar de Bataafse
god Magusanus gelijkgesteld is met Hercules. Ook
gaat Stuart in de beschrijving van de vaak bij
Nehalennia afgebeelde hond volledig voorbij aan
de symboliek die de hond had in de voor-
Romeinse inheemse samenleving, waarin Neha
lennia toch is geworteld.
Jammer is ook dat geen kaartje is opgenomen
met de (gereconstrueerde) locatie van de tempel,
zoals reeds in 1995 gepubliceerd door Van Heerin-
gen in het boek over de Zeeuwse ringwalburgen.
In die publicatie staat ook dat de vroegmiddel
eeuwse handelsnederzetting Walichrum, gelegen
iets ten noorden van de locatie van de tempel, wel
degelijk de basis is voor de naam van het huidige
Walcheren. En ronduit fout is de vertaling van de
benaming van de inwoners van Walcheren: dat
zijn geen Walchers, maar Walchenaren.
Wat echter beklijft is de wetenschap dat Stu
art een belangrijke bron voor de Zeeuwse archeo
logie en geschiedenis op een prachtige en uitge
breide wijze heeft ontsloten in twee mooi
uitgegeven delen, die niet ongebruikt in de kast
zullen blijven staan.
Robert van Dierendonck
Paul Brusse Jeanine Dekker (red.), Geschiedenis
van Zeeland Deel III, 1700-1850, Zwolle 2013. 352
pp., foto's, illustraties, kaarten. ISBN 978-90-
40008-19-1, 34,95
Wie denkt dat de periode tussen 1700 en 1850 een
weinig opwindend tijdperk is, doet er goed aan
het derde deel van de Geschiedenis van Zeeland te
lezen. Vooral de politieke geschiedenis zal menig
lezer tot de verbeelding spreken. De strijd tussen
de prinsgezinden en staatsgezinden, het optreden
van de patriotten en hun fanatieke tegenstanders,
de Bataafse Revolutie, de Engelse invasie van
Walcheren in 1809, de inlijving bij Frankrijk een
jaar later, en de uiteindelijke totstandkoming van
het Koninkrijk: dit alles wordt in geuren en kleu
ren beschreven door Jeanine Dekker, die in
hoofdstuk vier de politieke verhoudingen in de
provincie voor haar rekening neemt. De onrust in
de provincie begon al in 1702, toen onmiddellijk
na de dood van stadhouder Willem III in ver
schillende Zeeuwse steden onlusten uitbraken,
waarbij oude rekeningen werden vereffend. Zo
moest het oude stadsbestuur in Goes plaatsmaken
voor voormalig burgemeester Adolf Westerwijk,
die de dood van de stadhouder aangreep om zijn
macht met geweld te herstellen. In Tholen vielen
zelfs drie doden in de strijd tussen de verschil
lende regentenfacties. Het gevolg van dit alles
was een politieke aardverschuiving. Het van
oudsher oranjegezinde Zeeland veranderde in een
staatsgezind gewest. Het bleek evenwel van korte
duur, want toen halverwege de achttiende eeuw
de Republiek door Frankrijk en Engeland werd
bedreigd en de regenten geen adequate manier
wisten te vinden om het land te verdedigen werd
de roep om een sterke man groter. Het stadhou
derlijk regime werd in ere hersteld en in Zeeland
werd de macht van de stadhouder groter dan ooit.
De Bataafse Revolutie van 1795 maakte echter
een einde aan het stadhouderlijk gezag en bracht
de Bataafse Republiek. Zeeland, dat altijd al bang
was voor een overheersing door het veel grotere
Holland, vreesde dat ze in een eenheidsstaat haar
autonomie moest opgeven. Die angst was
Boekbesprekingen
37