EP echter niet duidelijk waarom de schrijver zich baseert op het in 1986 verschenen boek van C. Dekker, terwijl deze auteur zes jaar later een veel omvangrijker boek aan Budding heeft gewijd Gereformeerd en evangelischwaarin hij een aantal eerdere opvattingen corrigeert. Verder vind ik het jammer dat de Afscheiding te veel wordt beschreven als een zuiver religieus con flict. Uit verschillende studies (L.H. Mulder, Revolte der Fijnen-, H. Vermeulen, Afgescheidenen in Verdrukkingblijkt immers dat de Afscheiding in sterke mate een sociale beweging was: een opstand van arbeiders, winkeliers en kleine ambachtslieden die zich niet langer thuisvoelden in een kerk die gedomineerd werd door de sociale elite. Ook in Goes, zo weet ik uit eigen onderzoek, trad het sociale aspect van de Afscheiding heel duidelijk op de voorgrond. Het niet gebruiken van recent verschenen literatuur viel me ook op in het betoog van Brusse over de armenzorg. Sommige kinderen werden in de negentiende eeuw door de armbe sturen opgestuurd naar Veenhuizen en zouden daar volgens de auteur, die zich baseert op de in 1990 verschenen dissertatie van Kool-Blokland (De zorg gewogen), onder erbarmelijke omstan digheden verblijven. De vraag is wat we onder "erbarmelijk" moeten verstaan. Uit De bedelaars kolonie (2013) en De Proefkolonie (2006) van Wil Schackmann, gebaseerd op een nauwgezet onder zoek van de archieven van de Maatschappij van Weldadigheid, blijkt echter dat dit in de praktijk meeviel. Vele kinderen hadden het in materieel opzicht in het verre Drenthe zelfs beter dan in het dorp waar ze vandaan kwamen. Dat sommige veldwachters er een baantje bij namen om het hoofd boven water te houden, zoals Dekker schrijft, is niet helemaal juist. Alle gemeenteveldwachters hadden betaalde bijbanen, omdat het ambt van gemeenteveldwachter niet als volledige betrekking was bedoeld. Problemen ontstonden alleen wanneer een veldwachter te veel tijd en energie besteedde aan zijn nevenacti viteiten. Behalve deze kleine punten van kritiek heb ik een aantal opmerkingen over de conclusies die in het laatste hoofdstuk (IJkpunt 1850) worden getrokken. Dat de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in de eerste helft van de negentiende eeuw succesvol was in haar beschavingsarbeid, zoals Dekker stelt, is nog maar de vraag. Succes sen zijn moeilijk meetbaar. De organisatie ont plooide weliswaar een waaier van activiteiten op de meest verschillende gebieden, of ze hiermee het 'volk' bereikte is twijfelachtig. Afgaande op de activiteiten die de Goese afdeling van het Nut verrichtte, krijg ik de indruk dat de apostelen van de beschaving daar zich al in een vroeg stadium realiseerden dat hun arbeid een gevecht was tegen de bierkaai. Maar misschien gold dit alleen voor Goes en niet voor Middelburg, waar de beschaving toen kennelijk al op een hoger niveau stond. Ook op de conclusie dat het beklemtonen van de provinciale identiteit na 1814 het gevolg was van het verlies van staatkundige autonomie, valt volgens mij wel wat af te dingen. Is het bena drukken van de eigen volksaard niet veel meer een reactie op de universele waarden van de Ver lichting en Franse Revolutie, zoals die in de acht tiende eeuw werden gepropageerd? En sluit de idee van een eigen identiteit niet meer aan bij het opkomende nationalisme en Romantiek in het negentiende-eeuwse Europa, waarbij de deugden van het eigen volk op de voorgrond werden geplaatst? Ten slotte nog een puntje dat me van het hart moet. Ik weet dat de auteurs ook met dit deel van de Geschiedenis van Zeeland op een groot publiek mikken. Daar is op zich niets mis mee, zolang het maar niet leidt tot een onderschatting van het kennisniveau van de gemiddelde lezer, want dan ontstaan er irritaties. Al lezende heb ik me gestoord aan opmerkingen als: "Het is duidelijk dat de ene bevolkingsgroep in Zeeland beter af was dan de andere" (p. 166). Is dat ooit wel eens anders geweest? En wat te denken van: "Het inwonertal van een regio wordt niet alleen bepaald door het saldo van het aantal geboorten en sterfgevallen, maar ook door het aantal immi- 40 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 42