Cv *J van de Passé. Ook de stijl van Johannes Barra, die in Engeland als John Bara portretprenten maakte, lijkt te veel af te wijken. Maar dat het ontwerp ervoor van Balthazar Gerbier is, zoals Paula Woods suggereerde,19 lijkt mij vrijwel zeker. In dat geval zou diens contact met Johan Balthazar Gerbier, Portret van Johan Huyssen van Kattendijke, ca. 1624. Tekening, zwart krijt op perkament, 87 x 77 mm. Prentenkabinet Universiteitsbibliotheek, Leiden, inv.nr. PK-T- AW-579. Foto UB Leiden. Huyssen dus al van voor zijn vertrek naar Enge land kunnen dateren. Dat contact zou dan via Noël de Caron (ca. 1550 - Londen 1624), ambas sadeur van de Republiek in Londen, tot stand kunnen zijn gekomen, wanneer Gerbier tenminste inderdaad, zoals de overlevering wil, in diens gevolg mee naar Engeland was gekomen. Caron was namelijk heer van Schoonewalle bij Groede, wat betekent dat hij en Johan Huyssen, als presi dent-raadsheer van de Raad van Vlaanderen, contacten moeten hebben onderhouden. Er is nog een andere optie. Dezelfde portret- prent bevindt zich ook in het Brits Museum, maar met een handgeschreven onderschrift van later datum: "Jo. Dno. Huyssen Cattendyke Knighted by James I, June lst 1624 Proof". Het jaartal, als het tenminste slaat op de verheffing in de adel stand, is foutief en er bestaat ook geen enkele aanleiding toe. Had de schrijver een andere aan wijzing en zou het op de datum van vervaardi ging kunnen slaan? In dat geval zijn we ook terug bij de tijd rond de verwerving van het schilderij van Hendrick van Steenwijck. Gerbier en Van Steenwijck Het belang van Gerbiers portret reikt verder dan het aantonen van Johans aanwezigheid in Londen in de jaren 1620. Gerbier lijkt een spil te zijn geweest in de Nederlandse gemeenschap in Lon den, of, in de woorden van Paula Woods: "He encountered virtually everyone of interest: artists, courtiers, politicians, merchants, crafts- men, writers, projectors, architects, theorists, politicians, and religious dissidents. Gerbier knew the people at the heart of the Establishment, and also the rank outsiders."20 Gerbier moet ook Hen drick van Steenwijck goed hebben gekend. In 1620 schreef Gerbier een lofdicht op de in 1617 overleden Haarlemse schilder Hendrik Goltzius.21 Hij droeg het werk op aan Noël de Caron. In de tekst noemt Gerbier ruim vijftig Nederlandse en Vlaamse kunstenaars, van wie acht werkzaam te Londen. Hij karakteriseert elk van hen meest met een of twee zeer algemene regels en een korte kanttekening. Slechts bij een paar schilders wordt hij wat persoonlijker, en Hendrick van Steenwijck is een van hen: "Steenwijck en faelt ooc niet sijn gonst hier te betoonenWiens naem de Const verrijct, wiens Cruyn de Faem wil croonen,/ Wiens Const mijn oogh bedrieght, hoe dicht hy 'tmy aenbiet/ Soo dunckt my datmen noch aen Mylle verder siet." Naast hun interesse voor de schilderkunst deelden zij in ieder geval hun interesse voor de architec tuur. Beiden kwamen rond 1616 naar Londen en beiden moeten ook rond dezelfde tijd vertrokken zijn. Gerbier werd in 1631 Engels gezant te Brus sel, terwijl Van Steenwijck in 1632 in Amsterdam woonde.22 Hoe het ook moge zijn, Balthazar Gerbier lijkt de uitgelezen persoon om Johan Huyssen met Hendrick van Steenwijck in contact te hebben gebracht. 6 Een uitzonderlijke opdracht voor Dirck van Delen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 8