Zeeland 23.2 Zeeland 1814-1914: een provincie een provincie in de periferie met potentie in plaats van Willem van den Broeke Aan het tweehonderdjarig bestaan van de provin cie Zeeland wordt op allerlei manieren aandacht besteed. Zo was er op zaterdag 12 april jl. een symposium gewijd aan tweehonderd jaar Zeeuws- Vlaanderen (1814-2014). Het motto van die bij eenkomst was 'Scharnierend Gewest', waarmee tot uitdrukking werd gebracht dat vanaf 1814 ook die regio deel ging uitmaken van de provincie Zeeland. Als intermediair tussen Zeeland en Vlaanderen zelfs een essentieel deel.' Een meer in het oog springende publicatie in verband met de herdenking van tweehonderd jaar Zeeland was het verschijnen van deel 4 van de Geschiedenis van Zeeland. De feestelijke presenta tie van het laatste deel vond zaterdag 29 maart jl. plaats in Sas van Gent.2 Elders in dit nummer is de weerslag te vinden van enkele bijdragen aan die bijeenkomst. In een aantal opzichten wijkt deel 4 af van de voorafgaande delen. Jan Zwemer heeft daarover als eindredacteur van deel 4 al het nodige gezegd en geschreven. Dit artikel beoogt het betoog van Zwemer vanuit een andere invalshoek te ondersteunen. Het zal - om te beginnen - de aandachtige toe schouwer niet zijn ontgaan dat het omslag van deel 4 anders is dan dat van de eerdere delen. Op de voor- en de achterzijde prijken door Ferdinand Hart Nibbrig geschilderde portretten van een Zeeuwse boer en boerin. Dat kan op zijn minst als curieus worden aangemerkt. Het zal toch nie mand ontgaan zijn dat in de laatste tweehonderd jaar ook in de provincie Zeeland het modernisa tie- en industrialisatieproces van de grond is gekomen. Het lijkt erop dat de projectleiders het de argeloze lezer nog eens willen inprenten dat Zeeland primair een landbouwprovincie was, en is. Die idee is immers meer dan eens geventi leerd.3 Wanneer er in Zeeland groei en bloei viel waar te nemen, was dat te danken aan externe factoren: de blokkade van de Schelde (in de zes tiende en zeventiende eeuw) of de hulp van de centrale overheid (in de negentiende eeuw). Som mige historici hebben op grond daarvan ook nog aanbevelingen menen te moeten doen voor de heden ten dage te voeren ontwikkelingspolitiek. Zeeland zou zich - als provincie in de periferie - moeten concentreren op 'groen' en 'blauw'. Nog afgezien van de vraag in hoeverre er in de con temporaine tijd nog sprake is van een onder scheid tussen centrum en periferie, wordt in deze visie geen recht gedaan aan de interne dynamiek van de regio. In de navolgende beschouwing zal van die dynamiek een aantal voorbeelden uit de 'lange negentiende eeuw' de revue passeren. Het industrialisatieproces zoals dat in de twintigste eeuw plaatsgreep, blijft hier buiten beschouwing, evenals de opkomst van de scheepsbouwmaat schappij De Schelde, die immers tot stand kwam met steun van de nationale overheid. Proto-industrialisatie op Walcheren, Zuid-Beveland en Schouwen-Duiveland In de eerste helft van de negentiende eeuw maak ten de provinciale bestuurders zich grote zorgen over de werkgelegenheid in de regio. Om de nij pende armoede effectief te kunnen bestrijden, klopte de gouverneur van Zeeland, Van Vreden- burch, in 1838 aan bij minister van Koloniën Van den Bosch met het verzoek om steun voor het opstarten van werkverschaffingsprojecten. In concreto werd daarbij gedacht aan het oprichten van katoenweverijen, de zogenoemde calicot- weverijen. In die fabrieken zouden eenvoudige, ongebleekte katoenen stoffen (calicots) geweven worden. Van den Bosch zegde toe dat de Neder- landsche Handel Maatschappij, die verantwoorde lijk was voor de export van de katoentjes naar Nederlands-Indië, jaarlijks voor een bedrag van 500 duizend gulden aan orders in Zeeland zou plaatsen. De keuze van de vestigingsplaats van de weverijen werd aan de gouverneur overgelaten. De productie van de ca. 100 duizend calicots op jaarbasis werd als volgt verdeeld: 40 procent in Middelburg, 30 procent in Zierikzee en 10 pro cent in Vlissingen, Goes en Veere. De gemeente besturen waren verantwoordelijk voor het ver schaffen van geschikte bedrijfsruimten, terwijl de inrichting van de fabrieken voor rekening kwam van de familie Salomonson, Twentse textielfabri- Een provincie met potentie 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 23