kanten. Maurits, de oudste zoon van Hein Salo-
monson, werd belast met het toezicht op de
Zeeuwse weverijen.
Het duurde geruime tijd voor de productie
daadwerkelijk van de grond kwam, maar in juli
1839 vonden de eerste verzendingen vanuit Mid-
wel te zullen slagen: behalve te Middelburg,
Zierikzee, Vlissingen, Goes en Veere zijn door
de welwillende medewerking der heeren Salo-
monson, aan wien de oprigting dezer fabrie
ken in dit Gewest te danken is, ook werk
plaatsen te Arnemuiden, Domburg en
De Singel tussen de Vlissingse Poort en de Segeersweg te Middelburg, met gezicht op de achtergevels van de West-Indische pakhui
zen waar de calicotindustrie was gevestigd. Aquarel door Jac. H. Hollestelle naar J.F. Schütz, 1876. Zeeuws Archief, Zeeuws Genoot
schap, Zelandia Illustrata, 11-1867.
delburg en Veere naar Indië plaats. In de loop van
hetzelfde jaar kwam ook de productie in Zierik
zee, Vlissingen, Arnemuiden en Goes op gang.
Het jaar daarop werd in Westkapelle en Domburg
een begin gemaakt met het weven van de katoen
tjes.4
De verwachtingen waren hooggespannen. In
de eerste plaats vanwege het perspectief op het
lenigen van de nood die het gevolg was van
armoede en werkloosheid. In de tweede plaats zag
men de nieuwe bedrijvigheid toch duidelijk als
een aanzet tot industrialisatie. Dat blijkt zonne
klaar uit het verslag over 1840 van Gedeputeerde
Staten aan de Staten van de provincie Zeeland:
"Een nieuwe tak van nijverheid, de katoenwe
verij, welke volgens ons jongste verslag in
deze Provincie is in werking gebragt, schijnt
Westkapelle daargesteld of onderhanden; in
laatstgenoemde plaats heeft Zijne Majesteit
het Gemeente Bestuur door eene subsidie van
f. 6000,00 in staat gesteld, om het vereischte
locaal te stichten, waardoor men hoopt aan de
zeer arme bevolking dier plaats een nieuw
middel van bestaan te zullen kunnen ver
schaffen. Te Zierikzee en te Arnemuiden zijn
de primitief daarvoor bestemde locaties reeds
te klein geworden, en derhalve uitgebreid of
andere daarbij gevoegd moeten worden, en in
het algemeen schijnt het dat de mindere bij
val, welke deze gansch vreemde fabriekma
tige arbeid aanvankelijk heeft ondervonden,
meer en meer verdwijnt en de aanzoeken om
werk in deze fabrieken thans grooter zijn dan
de gelegenheid tot plaatsing. Behalve het
voordeel dezer fabrieken is thans ook aan
Een provincie met potentie
65