fabriek exploiteerde voor de productie van lamp
voeten, The Vitrite Et Luminoid Company. Mace
bezat het patent op de productie van vitrite, de
zwarte, glasachtige vulling voor de lampvoeten.
Om de belemmerende patentwetten in Engeland
te omzeilen, bracht Mace zijn bedrijf in 1889 van
uit de VS naar Middelburg over en vestigde zich
in het gebouw van de voormalige Middelburgsche
Commercie Compagnie aan de Maisbaai. De Mid
delburgse vestiging produceerde onder de nieuwe
naam The Vitrite Works Ltd. Rond 1890 waren er
in Middelburg dus twee bedrijven die zich bezig
hielden met de gloeilampenproductie. Boude-
wijnse breidde zijn bedrijf uit tot 35 werknemers,
terwijl er bij de Vitrite 45 mensen werkten.
In 1893 ging de Vitrite failliet. Boudewijnse
nam het bedrijf over en produceerde met toene
mend succes onder de naam The Vitrite Works.
Rond 1900 werkten er in de fabriek 125 mensen
en dertien jaar later, voor het uitbreken van de
Eerste Wereldoorlog, zelfs ruim 450. De productie
bedroeg op dat moment 86 miljoen lampvoeten,
ongeveer de helft van de voor de totale Europese
productie van 170 miljoen gloeilampen benodigde
hoeveelheid. Problemen voor de verdere expansie
van het bedrijf vormden de moeilijk verkrijgbare
grondstof messing, de relatief hoge loonkosten en
de deelname van Philips in het aandelenkapitaal
van de onderneming.8
Cokes in Sluiskil
De cokesfabriek te Sluiskil, de Association Coopé-
rative Zélandaise de Carbonisation, dateert van
1911 en was het initiatief van een vijftal ijzer- en
staalbaronnen uit Lotharingen. Omdat het hier
ging om de stichting van een kapitaalintensief
bedrijf, kozen de initiatiefnemers voor de coöpe
ratie als juridische bedrijfsvorm. Zo konden
diverse geïnteresseerde partijen bij de financie
ring betrokken worden. De keuze van de Franse
ijzer- en staalfabrikanten was op Sluiskil geval
len omdat zij door de stichting van een cokesfa
briek aldaar voor de aanvoer van cokes naar hun
staalfabrieken niet langer afhankelijk waren van
de kolen uit het Ruhrgebied. De voor de cokespro
ductie benodigde kolen konden vanuit Engeland
en de Verenigde Staten via het Kanaal van Ter-
neuzen naar Gent gemakkelijk per schip worden
aangevoerd. De verzending van de in Sluiskil
geproduceerde cokes naar Frankrijk kon relatief
goedkoop per spoor plaatsvinden. Krachtens een
bilateraal verdrag tussen België en Nederland van
1867 was de spoorwegmaatschappij Terneuzen-
Mechelen (zie hiervoor) gerechtigd over de gehele
lengte van haar traject dezelfde voordelige tarie
ven in rekening te brengen als de Belgische
spoorwegen mochten hanteren voor het transport
van goederen naar de haven van Antwerpen.
Toen de Franse ijzer- en staalfabrikanten de ver
zekering kregen dat die voordelige tarieven ook
voor het vervoer van cokes naar Frankrijk zouden
gelden en de overschrijding van de Belgisch-
Nederlandse grens geen extra kosten met zich
mee zou brengen, besloten zij tot de bouw van
een cokesfabriek te Sluiskil met een capaciteit
van 300 duizend ton per jaar.9
The Vitrite Works te Middelburg, gevestigd in het gebouw van
de voormalige Middelburgsche Commercie Compagnie aan de
Maisbaai, 1897. Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelan-
dia Illustrata, III-1006/7.
De cokesfabriek aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen bij
Sluiskil, 1950. Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia
Illustrata, P-7800.
Een provincie met potentie
69