In 1913 werd in de fabriek met de productie begonnen. Als nevenproduct van de cokesberei ding produceerde het bedrijf cokesovengas. Dat leidde tot een nauwe samenwerking met de N.V. Compagnie Néerlandaise de 1'Azote. Het doel van laatstgenoemde onderneming was "het aanwen den van de vrij verbrande cokesovengassen van de Sluiskilse cokesfabriek, voor de productie van synthetische stikstofproducten". Ook het idee voor de oprichting van een stikstoffabriek was afkomstig van Franse, Italiaanse en Belgische industriëlen. De Eerste Wereldoorlog gooide echter roet in het eten. In 1914 moest de cokesfabriek haar pro ductie reeds staken. Walcheren geen Twente of Brabant, Middelburg geen Eindhoven en Sluiskil geen IJmuiden Uit de conclusie dat veel van de initiatieven tot industrialisatie op lange termijn niet geleid heb ben tot succes, moet niet worden afgeleid dat Zeeland dus geen voedingsbodem biedt voor industrievestiging. Nog minder op haar plaats is de gevolgtrekking dat de regio zich derhalve maar moet richten op 'groen' (landbouw) en 'blauw' (toerisme). De oorzaken van het keer op keer mislukken van industriële expansie zijn - zo leert een zorgvuldige analyse van het recente verleden - zeer complex en kunnen niet worden toegeschreven aan één factor, bijvoorbeeld de perifere ligging van de provincie - nog afgezien van het feit dat die geografische beperking in een moderne kenniseconomie nauwelijks een rol meer speelt. Zo was het uitblijven van de uitbouw van de textielindustrie op Walcheren te wijten aan het feit dat er geen Zeeuwse ondernemers waren die het stokje van de zich op Twente concentrerende Salomonsons wensten over te nemen. Problemen bij de financiering en politieke tegenwerking speelden een doorslaggevende rol bij de infra structurele innovaties, zowel in Midden-Zeeland als in Zeeuws-Vlaanderen. Een deficiënte arbeidsmarkt (te weinig aanbod van goedkope arbeidskrachten) speelde de Vitrite in Middelburg parten, evenals de inlijving bij een elders gevestigde multinationale onderneming (Philips). De uitbouw van de chemische industrie in Zeeuws-Vlaanderen ontbeerde de noodzakelijke steun van de centrale overheid, die zich inzette voor de ontwikkeling van de Hoogovens in IJmuiden. Een steun die - dat gebiedt de eerlijk heid te zeggen - in Zeeland de maatschappij De Schelde wél ontving. Noten 1. André Bauwens en Hans Krabbendam (red.), 'Scharnie rend Gewest. 200 jaar Zeeuws-Vlaanderen 1814-2014', in: Bijdrager tot de geschiedenis van West-Zeeuws- Vlaanderen nr. 42. Heemkundige Kring West-Zeeuws- Vlaanderen, Aardenburg 2014. 2. Paul Brusse/Jan Zwemer, Geschiedenis van Zeeland deel IV (vanaf 1850), Zwolle 2014. 3. Paul Brusse and Wijnand Mijnhardt, 'Towards a new template for Dutch history. De-urbanization and the balanee between city and countryside', in: Balance between city and countryside 4, Utrecht 2011, p. 99. 4. R.A. Burgers, 100jaar G. en H. Salomonson. Kooplieden entrepreneurs, fabrikanten en directeuren van de Koninklijke Stoomweverij te Nijverdal, Leiden 1954, p. 69 e.v. 5. Verslag van Gedeputeerde Staten aan de Staten der provincie Zeeland Gedaan in derzelver algemeene Ver gadering, den 7denJulij 1840, Middelburg 1840. 6. Willem van den Broeke en Leo de Kraker, 'Vroege spoorwegplannen: de Zeeuws-Limburgse spoorlijn (1845-1872)', in: Zeeland, tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, jrg. 4, nr. 1, p. 1-7. Middelburg 1995. 7. Lo van Driel, De schoolmeester en destad.J.H. van Dale en Sluis in de negentiende eeuw, Aardenburg 2013, p. 79 e.v. 8. Paul Brusse en Willem van den Broeke, De economische geschiedenis van Zeeland 1800-2000. Provincie in de periferie, Utrecht 2005, p. 232. 9. Idem, p. 240. 70 De otter op Walcheren

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 30