Het is zeker geen lineair proces van louter land aanwinning geweest. De veie nieuwe bedijkingen kregen elk een eigen polderbestuur. Tegen het einde van de achttiende eeuw deden zich steeds meer problemen voor in de kustpolders door oeverondermijning, terwijl er in de oude polders grotere afwateringsproblemen ontstonden. Het eerste probleem leidde tot de oprichting van cala- miteuze polders waarvan rond 1870 binnen- en buitenbeheer werd gescheiden. In het midden van Zeeuws-Vlaanderen werd het probleem van de afwatering door de aanleg van het Kanaal van Gent naar Terneuzen zo complex dat er uiteinde lijk toch twee afzonderlijke afwateringsschappen kwamen, een ten oosten en een ten westen van het nieuwe kanaal. De complexiteit van het pol derwezen in dit gebied wordt onderstreept door dat een groot deel van het binnenwater vanuit Vlaanderen werd afgevoerd waardoor het water probleem een internationale dimensie kreeg. Het eerder genoemde fenomeen van de internationale polders maakte het polderwezen extra complex. Nu lijkt de geschiedenis van waterschappen op het eerste gezicht niet echt spannend. De Vleesschauwer weet dit, door met oog voor detail juist het menselijke aspect in te brengen, goed te ondervangen. Het is geen droge opsomming van jaartallen en feiten geworden. De tekst is gelar deerd met anekdotes. Zo dienden in geval van een geschil tijdens een bedijking de gedaagde aannemer en de dijkdirectie op een "rechtdag" op een afstand van acht meter van elkaar te blijven. Bij overtreding ervan moesten ze zich van hun bovenklederen ontdoen die de hellebaardiers nadien voor eigen profijt mochten verpatsen. Elk waterschap was een klein wereldje apart waarin iedereen - mannen onder elkaar en veelal landbouwers - iedereen kende. Doorgaans ging het er erg gemoedelijk aan toe met de vergaderin gen in een café, een borreltje nooit ver weg. En na een vergadering moest er goed gegeten wor den. In elk boek komt een vijftiental bestuurders en medewerkers aan het woord, elk met persoon lijke ervaringen. Onder hen ook enkele vrouwen die in dit mannenbolwerk een plaats wisten te veroveren, zoals Ina Ooms-Siebenga. Zij kwam in 1974 als een van de eerste vrouwen in het bestuur van waterschap Het Vrije van Sluis, om driejaar later als gezworene haar entree in het dagelijks bestuur te maken. Van discriminatie zegt ze nooit iets gemerkt te hebben, maar "ik was totaal door gerookt als ik terug thuiskwam", verwijzend naar de overheersende sigarenrook tijdens de DB-ver- gaderingen. Een tijdsbeeld. Eeuwenlang is geprobeerd, eerst incidenteel, later meer structureel, vanuit de centrale over heid de macht van de waterschappen in te perken. Reeds vanaf de dertiende eeuw werd - vaak ver geefs - een samenwerkingsverband op het vlak van waterstaat van overheidswege 'gepromoot'. Voor veel polders was hun autonomie immers heilig, daaraan viel niet te tornen. Pas in 1965 fuseerden de talrijke kleine polderbesturen tot vier grotere in Zeeuws-Vlaanderen, die op hun beurt weer aaneen werden gesmolten in 1999. Hierbij speelde slagvaardigheid op het gebied van kustverdediging, afwatering en waterzuivering een cruciale rol. Met alle fusies zijn waterschappen, ook Schel- destromen, verder van de basis afkomen te staan. Dat heeft nadelen, maar ook voordelen. De Ramp van 1953 was voor een niet onbelangrijk deel te wijten aan slechte dijken. Waterschappen weten zich nu veel meer op de vingers gekeken. Ze moe ten voldoen aan strenge wettelijke eisen. Oud dijkgraaf Frits Verhelst van waterschap De Drie Ambachten verwoordt het mooi: "Niemand wil nog terug naar de greppel- en kinderkoppentijd." Mare Buise 82 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 42