boekje werd in de nalatenschap van De Kok aan
getroffen, maar het bleef onduidelijk wie die
Geert was. Rus weet daarover uitsluitsel te geven.
"Hij was een van de zes vrienden." In Duitsland
correspondeerde De Kok met Rus. "Dat ging over
gewone huis-, tuin- en keukendingen. Over
'gevoelige' zaken schreven we niet, want we gin
gen ervan uit dat de post werd geopend." Een van
die gevoelige zaken was het verzetswerk van Rus.
Dankzij zijn opleiding waterbouwkunde aan het
Zeeuws Technisch Instituut in Goes hoefde hij
niet naar Duitsland, maar op een gegeven
moment kreeg hij opdracht om sjouwwerk te gaan
doen bij de bouw van Duitse verdedigingswerken
in Westkapelle. Rus wilde onderduiken, maar zijn
verzetscommandant beval hem te gaan en zijn
ogen en oren goed de kost te geven en te rappor
teren. "Dat heb ik gedaan, ik kwam overal. Thuis
werkte ik de beelden in mijn hoofd uit tot schet
sen, die ik naar mijn commandant bracht. Die is
aan het einde van de oorlog doodgeschoten en ik
hoopte maar dat hij niet was gepakt met mijn
tekeningen." Die commandant was de Goese win
kelier Merien de Groot, die de ondergedoken Piet
Kloosterman verving. Verder onderhield Rus als
ordonnans contacten tussen de commandanten
en verspreidde hij bonnen. Ook hij moest aan het
einde van de oorlog onderduiken, na Dolle Dins
dag (5 september 1944) en het bombardement op
Westkapelle (3 oktober 1944). "Ik durfde niet
meer buiten te komen. Meestal sliep ik in de ver
borgen onderkeldering in het huis van mijn
ouders en soms bij de buren, een stel heel oude
mensen. Daar kon ik bij een huiszoeking de Duit
sers door ons huis horen lopen."
Goede functies
Rus werd niet door de Duitsers gepakt, vervolgde
na de oorlog zijn opleiding en kwam terecht bij
Rijkswaterstaat. Na enige omzwervingen door het
land beëindigde hij zijn loopbaan als hoofd van
de afdeling Beheer en Onderhoud Waterhuishou
ding en Waterkeringen van de directie Zeeland
van Rijkswaterstaat. "We hebben allemaal goede
functies gekregen en ons hele leven contact
gehouden, met de een wat meer dan met de ander.
Alle vrienden zijn later met een meisje van buiten
de club getrouwd." Vier van de zes kameraden
zijn inmiddels overleden en één is ernstig ziek en
nauwelijks meer aanspreekbaar. Rus had in de
jaren vijftig tot en met zeventig van de vorige
eeuw geen contact met De Kok over Zeeuwse
waterwerken, ook al was dat een onderwerp dat
hem na aan het hart lag. "We stonden in mekaars
adresboek en praatten wel eens wat op recepties,
maar niet over mijn werk. Bovendien werkte ik
tot 1968 buiten Zeeland. Toen ik in dat jaar defi
nitief terugkeerde naar mijn geboorteprovincie
had ik wel contact met medestanders van De Kok,
zoals ETI-directeur Verburg over de aanleg van
de Vlaketunnel. Met gedeputeerde Kaland, ook
een 'medespeler' van De Kok, sprak ik onder meer
over de aanleg van de ontsluitingsweg voor het
havengebied Vlissingen-Oost, de huidige N62."
Zelfs over de brandende kwestie over het al of
niet geheel afsluiten van de Oosterschelde sprak
Rus in de jaren zeventig niet met De Kok, hoewel
de hoofdredacteur zich in deze kwestie nadrukke
lijk bij de voorstanders van volledige afsluiting
schaarde. Rus had veel contact met 'Den Haag' én
met de Zeeuwse pers, waaronder de PZC. "Wij
kwamen als Rijkswaterstaat terecht in het ambte
lijk strijdgewoel en ik ben diverse keren geïnter
viewd door de PZC, maar nooit door Gommert.
Toen hij in 1978 naar de Haagsche Courant ver
trok hadden we daarna uiteraard ook geen
'waterbouwkundige' contacten. Dat vertrek naar
Den Haag zag hij echt, en ik denk terecht, als een
promotie."
Eind 1985 was De Kok terminaal ziek en Rus
zocht hem op in het ziekenhuis. "Daar waren we
weer jongens onder elkaar, ik heb hem zelfs nog
te eten gegeven. Hij had zijn hele leven alleen
maar gewerkt, wij zijn zijn laatste echte vrienden
geweest."
126
Gommert de Kok