in het bijzonder ook voor gewone mensen die iets
wilden van hun gemeentebestuur. Hoe dan ook,
hij heeft een keurige hand. Loterijverzoeken
schreef hij vaker. Ook voor Maria Roos.
Nauwelijks twee maanden later, op 22 januari
1880, ging Maria Roos weer naar Roeland om te
vragen of hij opnieuw een vergunning voor een
loterijtje kon opstellen. Haar verzoekschrift is in
vrijwel dezelfde bewoordingen geschreven. Ook
nu telt het lijstje acht prijzen, maar de totale
waarde van de prijzenpot is deze keer slechts 40
gulden. Er zullen nu honderdzestig loten verkocht
worden a 25 cent. Het is duidelijk dat er een
bepaalde verhouding moest zijn tussen de
beschikbare prijzen, de kosten van een lot en het
aantal loten. Bij de opsomming van de prijzen
zien we weer baai, broekstof, flanel, stof, ruw
katoen en een wollendoek. Verder "een gebreide
borstrok" als zevende prijs en als achtste prijs
2,80 meter piké. Daarmee zal piqué bedoeld zijn,
"katoenen stof met dubbele ketting, waardoor een
ruitvormig patroon ontstaat".
Het is een intrigerende vraag hoe Maria Roos
aan die lappen stof kwam. Van die borstrok kun
nen we aannemen dat ze die zelf gebreid heeft en
een omslagdoek of een wollendoek zal ook wel
huisvlijt geweest zijn. Maar zou ze die lappen
baai, broekstof, jakstof, katoen en flanel zelf
geweven hebben? Dan moet ze dus in haar huisje
een weefgetouw gehad hebben of ze moet dat
elders geleend hebben. Ze zal dan waarschijnlijk
zelf grondstoffen, zoals wol en garen, ingekocht
hebben waarvoor ze uiteraard heeft moeten beta
len. Vanzelfsprekend kan ze zelf gesponnen heb
ben of andere voorbewerkingen hebben verricht.
De loterij levert Maria Roos geld op. In de eerste
plaats verkoopt ze die loten die haar maximaal in
de eerstgenoemde loterij (250 x 25 cent 52,50
gulden opleveren en bij de tweede loterij (160 x
25 cent 40 gulden. Voor die omzet moet ze wel
alle loten verkopen. In de tweede plaats wordt
haar arbeid beloond. De prijzen worden gewaar
deerd op respectievelijk in totaal 62,50 en 40
voor door haar vervaardigde eindproducten en
halffabrikaten. Opbrengst van de loterij minus
inkoop van materiaal en overige kosten bepalen
haar winstmarge. In de maatvoering van de stof
fen valt trouwens op dat deze op enkele na alle
maal een veelvoud van 70 centimeter zijn. Dat
komt dicht in de buurt van de traditionele elle-
maat, die formeel 68 centimeter was.
Dat Maria Roos in twee maanden twee loterijtjes
uitschreef, zal vermoedelijk niet van weelde zijn
geweest.
Maria Christina Roos
Op 10 april 1862 was in Aardenburg de 33-jarige
Maria Christina Roos in het huwelijk getreden
met de op dat moment 29-jarige werkman Abra
ham van Hal. Er is reden te veronderstellen dat
bij het eenvoudige huwelijk enige interessante
personen aanwezig zijn geweest. Maria was de
zuster van Gerrit Roos, boekhandelaar, postkan
toorhouder, schrijver ter gemeentesecretarie en
vooral dichter. Hij was getrouwd met de zuster
van de bekende J.H. van Dale. Het huwelijk van
Maria Roos was echter geen partij op stand.
Abraham van Hal en zijn vrouw kregen
enkele kinderen. Een heette Jan Johannes (geb.
12 februari 1863), de andere was Gerrit Pieter
Levinus (geb. 10 november 1864). De kinderzegen
had beslist ook zijn schaduwkant. Zo kwam de
oudste zoon met justitie in aanraking. Hij was
toen 15 jaar, 1 meter 45 lang, had bruine ogen,
was blond van haar, werkte als koewachter en hij
moest zitten wegens diefstal.2 Drie dagen cellulair
in Middelburg, in september 1878, dus een klein
jaar voor de eerste, hier genoemde loterij van zijn
moeder.
Interessanter nog is het gegeven omtrent
vader Abraham. Hij werd eind maart 1879 in
Aardenburg gearresteerd en verdween vervolgens
via Middelburg naar de gevangenis in Goes, aan
de Albert Joachimikade. Zijn strafregister van de
Goese gevangenis en het huis van bewaring in
Middelburg vermeldt twee keer als delict "dief
stal", maar de inschrijvingen in de huizen van
arrest te Oostburg en Middelburg zijn wat infor
matiever. In het strafregister van Oostburg (1879,
inv.nr. 403, inschr.nr. 361) staat de reden het uit
voerigst, zij het in een vrijwel onleesbaar schrift.
Op de vraag "om welke reden ingebracht" lezen
we: "het zulks feitelijk vergrijpen tegen de zeden
door in zijn werk dan tenminsten om de ongebon
denheid open. zedelijkheid van jonge lieden
beneden de eenentwintig jaren op te wekken..."
Het proces-verbaal van de rechtszitting van
de arrondissementsrechtbank te Middelburg op
vrijdag 21 maart 1879 maakt een al te fraaie
interpretatie van de feiten omtrent Abraham van
Hal onmogelijk. De 47-jarige werkman bij de
128
Kleine loterijen