loterijen te 's-Gravenhage, vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 1861. Ook in Den Haag betrof het "loterijen van slagtvee, meu belen, boeken, liefhebberijen, stoffen, kleren" en dergelijke. Die overeenkomst kan niet toevallig zijn. We moeten hier te maken hebben met een AARDENBURG Stadhuis (voorheen) Het in 1864/'65 nieuw gebouwde stadhuis van Aardenburg. Bij de restauratie van 1891/'92 werd de toren afgebroken. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata, II-P-8074. veel algemener verschijnsel dan blijkt uit de Aar- denburgse briefjes waartoe ik me verder beperk. Aardenburgse archivalia Iemand die systematisch alle ingekomen stukken van het college van B en W van Aardenburg onderzoekt komt tientallen verzoekschriften voor onderhandse loterijen tegen.3 Hieronder geven we nog enkele voorbeelden. Deze zijn zo gekozen dat ze in opzet, in soorten prijzen, in de totale omzet, in de kosten van loten of in de formele aspecten nieuwe elementen bevatten. Al in de ingekomen en uitgegane stukken van B en W over het jaar 1854 vinden we verschil lende verzoekschriften tot het organiseren van onderhandse loterijen. In 1855 treffen we de eer ste loterij van Jan Hennekam aan. Die zal tiental len jaren lang vergunningen voor dit soort lote- rijtjes aanvragen. Hennekam schrijft zijn brief echter niet zelf, maar kan wel zijn naam schrij ven. In 1869 zal hij bij zijn zoveelste aanvrage - die dan door Roeland wordt opgesteld - aange duid worden als "ondernemer van onderhandsche loterijen". In de gevonden stukken komt nóg een "ondernemer van onderhandsche loterijen" voor, namelijk J.E. Dherbes (ook d'Herbes, D'herbes) uit IJzendijke. Deze biedt verschillende keren een loterij aan van gouden en zilveren voorwerpen. In januari 1870 heeft zo'n loterij bijna de maxi male honderd gulden aan prijzen, te weten 99,50, en de loten zijn daarop afgestemd: 199 stuks a 50 cent, wat precies 99,50 maakt. Ondernemers van onderhandse loterijen - het kan bijna niet anders dan dat we hier te maken heb ben met een beroep. Het feit dat laatstgenoemde IJzendijkenaar als zodanig zelfs "gepatenteerd" is, dat wil zeggen een vergunning heeft en belas ting betaalt voor zijn onderneming, bevestigt dit. De vergunning van een vrijwel identieke loterij van gouden en zilveren voorwerpen voor het zelfde bedrag voor prijzen en loten van deze ondernemer Dherbes wordt op 21 december 1871 door het bestuurscollege van Aardenburg overi gens geweigerd. De motivering in de notulen van deze vergadering geeft een indicatie hoe we de onderhandse loterijen sociaal-economisch moeten interpreteren: "De vergadering van oordeel zijnde, dat het artikel, 't welk verloot wordt als een soort van luxe te beschouwen is, wat met andere ter verloting verzochte voorwerpen niet het geval is, besluit het verzoek te wijzen van de hand." Luxe mag dus niet. De meeste loterijen hebben een prijzenpot van 8 tot 15 a 20 prijzen. Maar verschillende keren treffen we een loterij aan met een minimaal aan tal prijzen. Op 23 juni 1855 vraagt Izaak Clarisse - een voorvader van schrijver dezes - een loterij aan met ogenschijnlijk slechts één prijs: "Een stelletje of gemak bij wijze van 4 boeken op een voetbank ten bedrage van 8,00." Aan het slot voegt de opsteller nog toe: "Er zullen zijn 40 132 Kleine loterijen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 18