strueren welke boeken kunstenaars zoal in bezit hadden. De auteurs gaan ter illustratie dieper in op het boekenbezit van twee kunstenaars. De eer ste is de beeldhouwer Albert Vinckenbrinck. Hij had volgens de boedelbeschrijving na zijn overlij den naast de Bijbel - die eigenlijk iedereen in bezit had - 34 boeken in huis. Uniek aan deze inventaris is dat Vinckenbrinck specificeert welke boeken aan welke erfgenamen nagelaten worden, een teken dat hij zijn bibliotheek niet als statussymbool zag. Ook gaan de auteurs nader in op het boekenbezit van de schilder Reinier Zee man. Beide kunstenaars hadden veel religieuze werken in hun bezit, en het opvallende is dat bij laatstgenoemde daaruit zijn religieuze overtui ging niet is af te leiden: hij nam ook kennis van literatuur van andersdenkenden. Ook bezaten bei den boeken die voor verrijking van hun beroep belangrijk waren. Boeken die men zou verwach ten te vinden op grond van populaire thema's in contemporaine schilderkunst, worden daadwerke lijk aangetroffen. Binnen de grote onderzoeks groep liep de hoeveelheid boeken sterk uiteen, maar zelfs in de meest schamele huisraden waren toch drie of vier belangrijke boeken te vinden, vaak het Schilder-boeck van Carel van Mander, de Joodsche Historiën van Flavius Josephus en het geschiedwerk Romeinsche Historiën van Titus Livius. De eindconclusie is dat de samenstelling van de collectie boeken van kunstenaars allesbe halve willekeurig was. In De Maasgouw, tijdschrift voor Limburgse geschiedenis en archeologie (2014, 3), is een arti kel geplaatst: 'Van bodemvondst naar historisch verleden' (R. Kok e.a.). De archeologie van de Tweede Wereldoorlog blijkt de laatste jaren steeds meer aandacht te krijgen. In Limburg is tot nu toe weinig gericht onderzoek gedaan naar resten uit deze periode; dat is opmerkelijk omdat toch in Limburgse bodem veel sporen bewaard zijn geble ven uit de oorlogsjaren. De auteurs geven twee voorbeelden die illustreren dat archeologische vondsten informatie kunnen opleveren als aan vulling op de historische bronnen over de oorlog. Ze beschrijven een onderzoek naar een Britse mitrailleuropstelling bij Montfort en het onder zoek naar resten van de zogenaamde Maas-Rur- Stellung en de Rurstellung, beide uitbreidingen van de bekende Siegfriedlinie, langs de grens van het voormalige Duitse Rijk. H. Weinberg schrijft 'Louis de Villers de Pité. Meer dan een heethoofdige woelgeest en parle mentair zwijger'. Louis de Villers de Pité is een van de voormannen geweest van de separatisti sche beweging in Limburg na de Belgische afscheiding, wat hem de naam "heethoofdige woelgeest" bezorgde. Daarna kreeg hij als lid van de Eerste Kamer voor de provincie Limburg het etiket "parlementair zwijger" opgeplakt: hij voerde nooit het woord omdat hij geen Neder lands sprak. En ja... Het kan niet missen: zelfs een geleerd Zeeuws genootschap kan niet om Zwarte Piet heen. Als bijlage van het tijdschrift Immaterieel Erfgoed (2014, 3) is het boekje Het verhaal van Zwarte Piet geschonken (auteur F. Booy). Colum nisten en schrijvers van ingezonden brieven heb ben hierover al zo veel geschreven dat er op deze plaats niet over hoeft te worden uitgeweid. 150 Aanwinsten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2014 | | pagina 36