Gezicht op de Dokbrug en het voormalige equipagehuis van de VOC, het latere Commerciehuis van de MCC, aan het begin van de
negentiende eeuw. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata, 11-291.
het gaat om aandacht van historici. Een derde
van het boek gaat over dit tijdvak.
Elk deel eindigt met het opmaken van een
balans. Paesie schuwt hier niet de weerbarstige
materie van een achttiende-eeuwse boekhouding
uit te leggen. Wat de slavenhandel betreft stelt hij
de winstmarges nog verder bij, naar beneden:
over de gehele achttiende eeuw gerekend was de
MCC een verliesgevend bedrijf. De rol van de toe
leveringsbedrijven wordt hierdoor dan ook alleen
maar interessanter. Momenteel wordt hier een
promotieonderzoek naar verricht.
De MCC stapte na de Bataafs-Franse tijd
(1795-1814) voornamelijk over op scheepsbouw.
Op het laatst van haar bestaan stortte zij zich nog
op ijzerbewerking en de productie van onder
andere baggermolens. Maar in 1889 was het dan
echt gedaan met het bedrijf.
De scheepsbouwtak is in relatie tot de
bestaande rederijen in Middelburg een interessant
verhaal. Paesie verhaalt hier over de rol van de
Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM), die
scheepsruimte huurde bij Nederlandse reders en
lange tijd een vast tarief hanteerde en waarbij
ook een verdeling naar havenplaats regel was.
Het ging hierbij om het vervoer van producten
van het lucratieve cultuurstelsel in Nederlands-
Indië. De MCC bouwde veel schepen die voor deze
handel werden ingezet en trad hierbij ook zelf een
keer op als reder. Het is interessant om te lezen
156
Boekbesprekingen