1849 geboren in 's-Hertogenbosch, als zoon van
advocaat en later rechter Adrianus Johannes Kor-
teweg. Bastiaan had een aantal jaren in het leger
gediend voordat hij zijn bevoegdheid als docent
wiskunde behaalde. Vanaf 1873 gaf hij les aan de
Koninklijke Militaire Academie in Breda, maar
driejaar later werd hij er ontslagen vanwege zijn
antimilitaristische denkbeelden en "bijzondere
opvattingen van den Heer Korteweg omtrent soci
ale toestanden", aldus de gouverneur van zijn
afdeling.15 Korteweg publiceerde over zijn ontslag
een korte brochure, met de titel Mijne niet-herbe-
noeming aan de Koninklijke Militaire Akademie te
Breda en verdere wetenswaardige zaken. In deze
brochure presenteert hij zijn visie op het conflict
met de academie en hij doorspekt zijn verhaal
met politiek-ideologische boodschappen over het
socialisme.16
De relatie met Bastiaan Korteweg zou de laat
ste fase van Elizes leven inluiden. De band met
Krüseman bekoelde; vanaf die periode ging het
met Elizes schrijverij minder. Naar de mening
van Krüseman kwam dit omdat Elize de poten
onder haar eigen geloofwaardigheid volledig had
weggeslagen door in het huwelijk te treden. Ze
had eens gezegd dat het huwelijk de grootste
beperking van de vrouw zou zijn, dus hoe kon ze
het dan ooit goedpraten zelf getrouwd te zijn?
Mina: "Het is niet genoeg om een voorbeeld te
preeken, men moet dat voorbeeld zijn.""
De redenen voor de uiteindelijke zelfmoord
van Elize Baart en Bastiaan Korteweg zijn gro
tendeels met hen mee in het graf verdwenen.
Multatuli zei erover: "Die zaak van Korteweg is 't
natuurlyk gevolg van zelfbedrog. Hy en zy gin
gen gebukt onder hun door ongegronde pretentie
teweeggebrachte antecedenten. Nu dit eenmaal
zoo was, vind ik 't flink dat ze, in-plaats van 'n
bedorven en verkeerd opgezette party uittespelen,
't bord omsmeten alsof ze zeggen wilden: 'verlo
ren heb ik, maar loopt nu allemaal naar de weer
licht!"'18
Verzameling portretten van leden van de afdeling Middelburg van de Maatschappij V.W. uit 1881. Zeeuws Archief, Zelandia Illus-
trata, IV-159.
Elize Baart
119